Dagelijks archief: 27 april, 2014

Doden herdenken

Doden herdenken                                               24-4-2014
“Zestig jaar herrie om twee minuten stilte”. Zo luidt de titel van een boek waarin de historica Maud van de Reijt de discussie beschrijft die vanaf 4 mei 1946 werd gevoerd over de vraag wie we nu precies op de avond van 4 mei herdenken. De ondertitel “Hoe wij steeds meer doden gingen herdenken” geeft de ontwikkeling van die discussie in de afgelopen 70 jaar weer. Het ging bij die voortdurende uitbreiding het aantal te herdenken doden enerzijds om groepen die ook erkenning zochten voor hun lijden onder oorlogsomstandigheden, anderzijds om de continue inspanning van het 4 en 5 mei comité om de dodenherdenking actueel te houden en aansluiting te zoeken bij nieuwe generaties Nederlanders.

Tegelijkertijd wordt vanuit de Nederlandse samenleving soms wat meewarig aangekeken tegen de herdenking van de Armeense Genocide van 1915. Oké, het is volgend jaar 100 jaar geleden, dus dat je er dan bij stil wil staan wordt nog wel begrepen. Maar daarna moet het toch maar eens over kunnen zijn. Niet blijven terugkijken naar het verleden, maar de blik vooruit. Oude vijandschappen overwinnen. Het is toch absurd dat de buurlanden Turkije en Armenië niet zouden kunnen samenwerken, zoals Nederland en Duitsland dat al lang wel kunnen? En dan ook nog al die heisa vorige week in Almelo: Nederlandse Armeniërs die een herdenkingsmonument wilden onthullen en Nederlandse Turken die een paar kilometer verderop daartegen demonstreren. Dat die genocide de verhoudingen in Turkije en Armenië in de weg staan is al erg, maar hier…?

Een vergelijking tussen de “heisa” rond de Armeense genocide en de “herrie” rond de Nederlandse dodenherdenking brengen twee duidelijke verschillen aan het licht. In de eerste plaats gaat het om het zoeken van die erkenning. Bij de Nederlandse dodenherdenking hebben vrijwel alle groepen die daarom vroegen in die herdenking erkenning gekregen voor het leed dat hen werd aangedaan. Door de Nederlandse samenleving, maar in het geval van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in Europa ook door of namens de daders: de Duitse regering en Duitse samenleving namens het nazi-regiem dat voor het leed verantwoordelijk was. Nabestaanden van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in Azië wachten nog steeds op een ruimhartige erkenning van Japan.

De positie van die Nederlandse oorlogsslachtoffers “uit de Oost” is vergelijkbaar met die van de Armeense, Aramese en Griekse christenen op wie in de nadagen van het Ottomaanse Rijk genocide werd gepleegd. Tot op de huidige dag weigert de Turkse regering te erkennen dat er sprake was van (een doelgerichte) genocide en in Turkije is het zelfs strafbaar om het woord “genocide” bij “de gebeurtenissen van 1915” in de mond te nemen. Er zijn wel groepen in Turkije die, ook in de openbaarheid, de genocide erkennen en zelfs premier Erdogan heeft vorige week een kleine handreiking naar de nabestaanden gedaan, maar van een volmondige erkenning is geen sprake en daarmee zijn honderd jaar geleden niet alleen 1,5 miljoen mensen vermoord maar wordt de herinnering aan hen nog elk jaar uitgewist.

Erkenning van het aangedane leed is nodig om überhaupt aan verzoening te kunnen werken. Tussen Nederland en Duitsland kon na de Tweede Wereldoorlog al betrekkelijk snel weer samengewerkt worden omdat Duitsland de door de nazi’s begane misdrijven volmondig erkende. Zolang Turkije blijft ontkennen dat er sprake was van genocide kunnen Armeniërs en anderen ook niet aan een verzoeningsproces werken. Een verzoeningsproces bestaat namelijk niet uit het doen alsof er niets gebeurd is, maar juist uit het samen onder ogen willen zien van wat er gebeurd is, recht doen aan de slachtoffers en samen alles in het werk stellen om herhaling te voorkomen. Wie de in het verleden gemaakte fouten niet erkent, kan er ook niet van leren en is bijna gedoemd om de gemaakte fouten te herhalen.

Veel nabestaanden van de genocide van bijna 100 jaar geleden, naar het noorden van Syrië en Irak gevluchte Armeense en Aramese christenen, zien die herhaling nu ook daadwerkelijk plaatsvinden. Vanuit Turkije opererende jihadistische groepen vallen doelbewust Armeense en Aramese dorpen en steden aan, vermoorden of verdrijven de burgerbevolking en vernietigen kerken en kloosters. Precies zoals 100 jaar. En net als 100 jaar geleden weet de hele wereld ervan, maar doet er niets aan.

Misschien ligt de door het 4 en 5 mei comité zo naarstig gezochte actualisering van de Dodenherdenking ook wel juist hierin: niet alleen herdenken, erkennen en zo mogelijk verzoenen, maar vooral ook het aanwijzen waar de herdachte gebeurtenissen nu plaatsvinden en een duidelijke oproep laten horen om hier iets tegen te doen.

Aziz Beth Aho
voorzitter Aramese Beweging voor Mensenrechten