ENSCHEDE (16 juni 2014) – “Vrijheid, blijheid,” is het motto van Han Pape in zijn commentaar op de gebeurtenissen rond het genocidemonument in Almelo in de Roskam van 13 juni 2014. Almelose Armeniërs die een monument ter herdenking van “hun” genocide willen plaatsen en Turken die hiertegen demonstreren. Dat kan allemaal in Almelo en zo is in Almelo altijd wat te doen.
Dat de weldadige Almelose rust wordt verstoord ligt volgens Pape ook aan buitenstaanders. De meeste demonstrerende Turken kwamen helemaal niet uit Almelo maar met hele busladingen uit de rest van het land en verder zijn het allerlei Kamerleden onder aanvoering van Pieter Omtzigt die er politiek garen bij trachten te spinnen en die van mening zijn dat de ontkenning van deze genocide strafbaar gesteld zou moeten worden. Wordt er dan niet veel te veel gewicht toegekend aan zo’n onschuldige demonstratie? En waarom horen we die politici niet over de Hutu’s en de Tutsi’s?
Daarmee gaat Pape voorbij aan de noodzaak om lessen uit het verleden te trekken. Wie niet in staat is om gemaakte fouten onder ogen te zien, loopt grote kans ze domweg te herhalen. Veel nazaten van overlevenden van de genocide die bijna 100 jaar geleden om Armeense, Aramese en andere christelijke bevolkingsgroepen in het Ottomaanse Rijk werd gepleegd herkennen in de gewelddadigheden die thans op het grondgebied van dat Ottomaanse Rijk, in Syrië en Irak, worden gepleegd, de gruwelijkheden die hun grootouders vertelden over de genocide van destijds. Militanten die met door de Turkse regering geleverde wapens te keer gingen tegen de christelijke bevolking en hun cultureel erfgoed. Een genocide die telkens weer herhaald wordt wanneer ze wordt ontkend omdat met die ontkenning naast de doden zelf ook de herinnering aan de gedoden wordt omgebracht.
Dat de deelnemers aan de demonstratie van 1 juni jl. voor het overgrote deel niet uit Almelo zelf kwamen maar naar verluid met 115 bussen naar Almelo kwamen, wijst op een duidelijk landelijk en zelfs internationaal georganiseerde demonstratie tegen de benoeming van “de gebeurtenissen van 1915” als genocide. Er is gewezen op de actieve rol van de door de Turkse overheid gecontroleerde Diyanet-moskeeën en de Nederlandse afdeling van de AK-partij van de Turkse premier Erdoğan.
We hebben er al eerder op gewezen dat de opstelling van de initiatiefnemers in deze “roomser dan de paus” is omdat nu precies onder “hun” premier Erdoğan een proces van toenadering gaande is. Zo condoleerde hij op 23 april 2014 openlijk en in zes verschillende talen de nabestaanden van de vermoorde Armeniërs met het verlies van hun familieleden. In de verschillende toespraken die op 24 april jl. bij de onthulling van het genocidemonument zijn gehouden werd dat gebaar van Erdoğan ook verwelkomd als eerste stap naar een volledig erkenning. Weliswaar nog niet voldoende, maar er was waardering voor het feit dat hij deze stap zette en daarmee ook in de Turkse samenleving doelbewust ruimte creëerde om hierover openlijk te spreken. En dat zonder bang te hoeven zijn voor het nog steeds in Turkije geldende wettelijke verbod om “de gebeurtenissen van 1915” als genocide te bestempelen.
Om te voorkomen dat we in een hele lange schets van toenaderingspogingen verzanden, beperken we ons tot een paar gebeurtenissen die eind april dit jaar in Turkije plaatsvonden. Zo heeft het Turkse parlementslid Sallahatin Demirtas openlijk, tijdens een partijbijeenkomst van zijn partij, de BDP, een oproep aan premier Erdoğan gedaan om zich in het openbaar uit te spreken voor de erkenning van de genocide op alle christelijke minderheden en deze bij hun naam te noemen. Verder hebben op 24 april dit jaar honderden mensen in verschillende steden in Turkije, zoals Ankara en Izmir, demonstraties gehouden met als eis dat de Turkse regering de genocide zou erkennen.
Volgend jaar zal uitgebreid stilgestaan worden bij de honderdjarige herdenking van de genocide. Het lijkt ons vruchtbaarder dat verschillende uit Turkije afkomstige bevolkingsgroepen die thans in Nederland en met name in Twente wonen het komende jaar met elkaar in gesprek gaan over wat er honderd jaar geleden gebeurd is en hoe daarmee om te gaan. Van onze kant gaan wij dat gesprek graag met eenieder aan.
Aziz Beth Aho, voorzitter Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM)
Faruk Köklü, voorzitter Samenwerkende Democratische Organisaties (van mensen afkomstig uit Turkije – SDO)
Jan Peters, voorzitter Enschede voor Vrede