Maandelijks archief: april 2014

Genocide

Enschede 27-04-2014

Sabo, onthulling Armeense GenocidemonumentIn zijn column “Genocidekwestie splijt Almelo” in de Twentsche Courant Tubantia van afgelopen zaterdag 26 april 2014 schetst interim-hoofdredacteur Ger Dijkstra de achtergronden van een tweestrijd die zich twee dagen eerder in Almelo afspeelde tussen de Armeense gemeenschap die de op hen en andere christelijke minderheden in het toenmalige Ottomaanse Rijk in 1915 gepleegde genocide wilden herdenken en de Turkse gemeenschap die in de binnenstad tegen deze herdenking protesteerde en het officiële standpunt van de op de puinhopen van het Ottomaanse Rijk in 1923 gestichte Republiek Turkije kenbaar maakte dat er in 1915 weliswaar massamoorden hebben plaatsgevonden, maar dat geen sprake was van genocide.

In Nederland is de term genocide voor, wat in Turkije “de gebeurtenissen van 1915” heet, in 2004 Kamerbreed aanvaard; in Turkije is het wettelijk verboden om in dit kader van “genocide” te spreken, zo wordt de tweestrijd nog wat scherper gesteld. Dit klopt, maar met name in Turkije is het beeld inmiddels minder zwart wit en wat dat betreft is het deel van de Turkse gemeenschap dat afgelopen donderdag in de Almelose binnenstad tegen de genocideherdenking protesteerde “roomser dan de paus”.

Om te voorkomen dat we in een hele lange schets van toenaderingspogingen te willen verzanden, beperken we ons tot een paar gebeurtenissen die vorige week in Turkije plaatsvonden. Zo heeft het Turkse parlementslid Sallahatin Demirtas openlijk, tijdens een partijbijeenkomst van zijn partij, de BDP, een oproep aan premier Erdogan gedaan om zich in het openbaar uit te spreken voor de erkenning van de genocide op alle christelijke minderheden en deze bij hun naam te noemen.

Op 24 april hebben honderden mensen in verschillende steden in Turkije, zoals Ankara en Izmir, demonstraties gehouden met als eis dat de Turkse regering de genocide zou erkennen.

En op 23 april heeft premier Erdogan de nabestaanden van de vermoorde Armeniërs openlijk en in zes verschillende talen gecondoleerd met het verlies van hun familieleden. In de verschillende toespraken die op 24 april bij de onthulling van het genocidemonument in Almelo zijn gehouden werden dit gebaar van Erdogan verwelkomd als eerste stap naar een volledige erkenning. Weliswaar nog niet voldoende, maar er was waardering voor het feit dat hij deze stap zette en daarmee ook in de Turkse samenleving doelbewust ruimte creëerde om hierover openlijk te spreken zonder bang te hoeven zijn voor het wettelijke verbod.

De Turken die, met een beroep op het officiële standpunt van Turkije, in de Almelose binnenstad demonstreerden tegen de herdenking van de Armeense genocide gaan ten dele dus ook tegen het beleid van de huidige Turkse regering in.

De Turkse erkenning van de genocide is geen strijd om dode letters en ook niet om lang geleden gedode mensen. Met de ontkenning van genocide pleeg je de genocide als het ware nog een tweede keer. Je ontneemt een bevolkingsgroep niet enkel hun bestaan, maar ook nog het feit dat ze ooit bestaan zouden hebben. Een bloeiende, eeuwenoude Armeense, Aramese en Griekse christelijke cultuur werd in korte tijd in het huidige Turkije uitgewist door niet alleen mensen te vermoorden, maar ook kerken en cultuurgoederen volledig te vernietigen en de schamele overlevenden van hun eigen taal en namen te beroven. Het ging om de vernietiging van niet-Turkse identiteiten in het Ottomaanse Rijk zodat op de puinhopen van dit multiculturele rijk een staat met een sterke enkelvoudige Turkse identiteit gesticht kon worden. Het wegnemen van de identiteit van de ene bevolkingsgroep en het versterken van de identiteit van de andere bevolkingsgroep maakt dat deze genocide voor beide bevolkingsgroepen zo gevoelig ligt. Juist ook in den vreemde.

Juist in deze tijd waarin, op het grondgebied van het voormalige Ottomaanse Rijk, in het noorden van Irak en Syrië, waar 100 jaar gelden zoveel Armeense en Aramese christenen naartoe zijn gevlucht of verdreven, nu weer talloze mensen op de vlucht zijn en verdreven worden, is het noodzakelijk om de gebeurtenissen van 100 jaar geleden en van nu onder ogen te zien en te benoemen. Zonodig als genocide.

Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM) ——————————————————-

ABM
De Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM) is een onafhankelijke mensenrechtenorganisatie die zich geweldloos inzet voor vrede en rechtvaardigheid. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens onderschrijvend, heeft de ABM tot doel elke schending van mensenrechten, en die van de Aramese bevolking in het bijzonder, internationaal bij politici en overheden aan te kaarten. Tevens werkt ABM samen met andere, zowel lokale als internationale, organisaties om de belangen van de Aramese gemeenschap te behartigen. De Aramese Christenen zijn in Nederlands ook bekend onder de naam: Syrische Christenen. Meer informatie over de Arameeërs en de activiteiten van ABM vindt u op www.aramesebeweging.nl

Doden herdenken

Doden herdenken                                               24-4-2014
“Zestig jaar herrie om twee minuten stilte”. Zo luidt de titel van een boek waarin de historica Maud van de Reijt de discussie beschrijft die vanaf 4 mei 1946 werd gevoerd over de vraag wie we nu precies op de avond van 4 mei herdenken. De ondertitel “Hoe wij steeds meer doden gingen herdenken” geeft de ontwikkeling van die discussie in de afgelopen 70 jaar weer. Het ging bij die voortdurende uitbreiding het aantal te herdenken doden enerzijds om groepen die ook erkenning zochten voor hun lijden onder oorlogsomstandigheden, anderzijds om de continue inspanning van het 4 en 5 mei comité om de dodenherdenking actueel te houden en aansluiting te zoeken bij nieuwe generaties Nederlanders.

Tegelijkertijd wordt vanuit de Nederlandse samenleving soms wat meewarig aangekeken tegen de herdenking van de Armeense Genocide van 1915. Oké, het is volgend jaar 100 jaar geleden, dus dat je er dan bij stil wil staan wordt nog wel begrepen. Maar daarna moet het toch maar eens over kunnen zijn. Niet blijven terugkijken naar het verleden, maar de blik vooruit. Oude vijandschappen overwinnen. Het is toch absurd dat de buurlanden Turkije en Armenië niet zouden kunnen samenwerken, zoals Nederland en Duitsland dat al lang wel kunnen? En dan ook nog al die heisa vorige week in Almelo: Nederlandse Armeniërs die een herdenkingsmonument wilden onthullen en Nederlandse Turken die een paar kilometer verderop daartegen demonstreren. Dat die genocide de verhoudingen in Turkije en Armenië in de weg staan is al erg, maar hier…?

Een vergelijking tussen de “heisa” rond de Armeense genocide en de “herrie” rond de Nederlandse dodenherdenking brengen twee duidelijke verschillen aan het licht. In de eerste plaats gaat het om het zoeken van die erkenning. Bij de Nederlandse dodenherdenking hebben vrijwel alle groepen die daarom vroegen in die herdenking erkenning gekregen voor het leed dat hen werd aangedaan. Door de Nederlandse samenleving, maar in het geval van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in Europa ook door of namens de daders: de Duitse regering en Duitse samenleving namens het nazi-regiem dat voor het leed verantwoordelijk was. Nabestaanden van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in Azië wachten nog steeds op een ruimhartige erkenning van Japan.

De positie van die Nederlandse oorlogsslachtoffers “uit de Oost” is vergelijkbaar met die van de Armeense, Aramese en Griekse christenen op wie in de nadagen van het Ottomaanse Rijk genocide werd gepleegd. Tot op de huidige dag weigert de Turkse regering te erkennen dat er sprake was van (een doelgerichte) genocide en in Turkije is het zelfs strafbaar om het woord “genocide” bij “de gebeurtenissen van 1915” in de mond te nemen. Er zijn wel groepen in Turkije die, ook in de openbaarheid, de genocide erkennen en zelfs premier Erdogan heeft vorige week een kleine handreiking naar de nabestaanden gedaan, maar van een volmondige erkenning is geen sprake en daarmee zijn honderd jaar geleden niet alleen 1,5 miljoen mensen vermoord maar wordt de herinnering aan hen nog elk jaar uitgewist.

Erkenning van het aangedane leed is nodig om überhaupt aan verzoening te kunnen werken. Tussen Nederland en Duitsland kon na de Tweede Wereldoorlog al betrekkelijk snel weer samengewerkt worden omdat Duitsland de door de nazi’s begane misdrijven volmondig erkende. Zolang Turkije blijft ontkennen dat er sprake was van genocide kunnen Armeniërs en anderen ook niet aan een verzoeningsproces werken. Een verzoeningsproces bestaat namelijk niet uit het doen alsof er niets gebeurd is, maar juist uit het samen onder ogen willen zien van wat er gebeurd is, recht doen aan de slachtoffers en samen alles in het werk stellen om herhaling te voorkomen. Wie de in het verleden gemaakte fouten niet erkent, kan er ook niet van leren en is bijna gedoemd om de gemaakte fouten te herhalen.

Veel nabestaanden van de genocide van bijna 100 jaar geleden, naar het noorden van Syrië en Irak gevluchte Armeense en Aramese christenen, zien die herhaling nu ook daadwerkelijk plaatsvinden. Vanuit Turkije opererende jihadistische groepen vallen doelbewust Armeense en Aramese dorpen en steden aan, vermoorden of verdrijven de burgerbevolking en vernietigen kerken en kloosters. Precies zoals 100 jaar. En net als 100 jaar geleden weet de hele wereld ervan, maar doet er niets aan.

Misschien ligt de door het 4 en 5 mei comité zo naarstig gezochte actualisering van de Dodenherdenking ook wel juist hierin: niet alleen herdenken, erkennen en zo mogelijk verzoenen, maar vooral ook het aanwijzen waar de herdachte gebeurtenissen nu plaatsvinden en een duidelijke oproep laten horen om hier iets tegen te doen.

Aziz Beth Aho
voorzitter Aramese Beweging voor Mensenrechten

Eén jaar zonder levensteken – lot ontvoerde Syrische bisschoppen onbekend

PERSBERICHT                                                       Enschede, 22 april 2014

Eén jaar zonder levensteken – lot ontvoerde Syrische bisschoppen onbekend

Aramese Beweging voor Mensenrechten vraagt Nederlandse overheid om opheldering

10273808_10202090782736053_7506348040910265548_nENSCHEDE– Vandaag, 22 april 2014, is het precies één jaar gelden dat de twee Aramese bisschoppen (Syrische-Orthodoxe aartsbisschop Mor Gregorios Yohanna Ibrahim en zijn Grieks-Orthodoxe collega Boulos Yazigi) werden ontvoerd.
De bisschoppen werden op 22 april 2013 in de buurt van de stad Aleppo door islamitische rebellen weggevoerd. Verschillende pogingen om tot vrijlating van de bisschoppen te komen zijn tot dusverre zonder succes gebleven. Een jaar later ontbreekt van beide bisschoppen nog elk spoor.
De Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM) onderschrijft de verklaring van de voorzitter van het Aramese Federatie in Duitsland, Daniyel Demir, waarin deze stelt:
“Voor de christenen in Syrië en de Aramese gemeenschap in de hele wereld markeert de datum van 22 april 2014 een treurige gedenkdag. Met de ontvoering van de aartsbisschoppen Mor Gregorios Yohanna Ibrahim en Boulos Yazigi, die nu één jaar vermist worden, wordt de hele Syrische christenheid gegijzeld. Hun vrijlating zou juist nu in het licht van de hoopvolle Paasboodschap, de Wederopstanding van Jezus Christus, een krachtig, positief en bemoedigend signaal voor christenen en moslims hebben kunnen zijn, die alle onder ontvoeringen en de gevolgen van verwoesting en verdrijving te lijden hebben.
Bij hoogwaardigheidsbekleders gelden als bevorderaars van de vreedzame co-existentie van verschillende religieuze gemeenschappen en bevolkingsgroepen in Syrië. Aartsbisschop Mor Gregorius Yohanna Ibrahim publiceerde in juli 2012 reeds een “roadmap” voor vrede in Syrië, gebaseerd op verzoening, vergeving, dialoog en wederkerigheid en gericht op het behoud van de unieke pluralistische samenstelling van de Syrische samenleving en de nationale eenheid van het land. De aartsbisschop riep destijds op tot onmiddellijke beëindiging van het geweld, tot effectieve humanitaire hulp en tot een alomvattende dialoog, tot een oplossing via de onderhandelingstafel om de tragedie tot een einde te brengen.
“De positieve beëindiging van de gijzeling van de nonnen uit het Aramese Maaloula had destijds weer hoop gegeven op de vrijlating van ook andere geestelijken en ambtsdragers, zoals de toen 11 maanden eerder ontvoerde aartsbisschoppen Mor Gregorios Yohanna Ibrahim en Boulos Yazigi, van wie we tot vandaag geen levensteken hebben ontvangen”, zo stelde aartsbisschop Jean Kawak van het Syrisch-Orthodoxe Patriarchaat in Damascus.

“De verantwoordelijkheid voor de veiligheid en onschendbaarheid van de ontvoerde aartsbisschoppen ligt in de eerste plaats in handen van de Syrische oppositie, die aangeeft het militaire en civiele gezag over het gebeid uit te oefenen waar de ontvoering heeft plaatsgevonden,” zo verklaart de voorzitter van Aramese Federatie in Duitsland, Daniyel Demir. De Aramese Beweging voor Mensenrechten roept in navolging van hem de Nederlandse regering op om politieke druk uit te oefenen op de Syrische oppositie en haar partners. Er moet een onvoorwaardelijke vrijlating van de ontvoerde bisschoppen worden geëist. Vorige week nog bracht ABM deze boodschap onder de aandacht van een vijftal Tweede Kamerleden tijdens een “ontvangst in bijzondere procedure” door de Tweede Kamer van de Turks-Aramese onderzoeksjournalist Erkan Metin die vorige week op uitnodiging van ABM in Nederland was en die een jaar lang onderzoek heeft gedaan naar de identiteit van de ontvoerders en de rol van de Turkse regering hierbij.

Op 22 april 2013 bevonden de Syrisch-Orthodoxe aartsbisschop van Aleppo, Mor Gregorios Yohanna Ibrahim, en zijn Grieks-Orthodoxe collega Boulos Yazigi, aartsbisschop van Aleppo en Iskanderun, zich gezamenlijk op een humanitaire missie om onderhandelingen over de vrijlating van een ontvoerde priester te voeren toen zij op de terugweg van Turks-Syrische grens naar hun bisdommen door een bewapende groep met geweld werden weggevoerd. Daarbij werd de chauffeur en onderdiaken van bisschop Ibrahim, Fatha’Allah Kabboud, vermoord. Het voorval voltrok zich in de noordelijke provincie Aleppo, die door het oppositionele Vrije Syrische Leger wordt beheerst.

 

http://www.nd.nl/artikelen/2014/april/23/arameeers-vragen-hulp-nederland

 

Tweede Kamer bijgepraat over rol Turkije in oorlog Syrië

Den Haag (17-4-2014) Tweede Kamer bijgepraat over rol Turkije in oorlog Syrië

Vanmiddag heeft de Turks-Aramese jurist en journalist Erkan Metin de Tweede Kamer geïnformeerd over de rol van Turkije bij de oorlog in Syrië. Hij was in Den Haag op 101_2649 - voorbereidend gesprek met Pieter Omtzigtuitnodiging van de Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM) met ondersteuning van Jubilee Campaign en werd in de Tweede Kamer “in bijzondere procedure” ontvangen door CDA-Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt. Bij de ontvangst waren verder ook de Kamerleden Ingrid de Caluwé (VVD), Michiel Servaes (PvdA), Harry van Bommel (SP) en Joël Voordewind (ChristenUnie) aanwezig.

Erkan Metin vertelde over het door hem uitgevoerde onderzoek naar de ontvoering van de Syrisch-Orthodoxe bisschop van Aleppo en zijn Grieks-Orthodoxe collega, deze maand precies een jaar geleden. Bij dit onderzoek kwam hij gaandeweg een steeds meer aanwijzingen tegen dat de Turkse overheid meer over deze ontvoeringen weet dan ze toe wil geven en ook voortdurend bepaalde dingen toedekt. Zo heeft een Kaukasische strijder die bekend is onder de naam Abu Banat en in Turkse gevangenschap is zelf toegegeven dat hij verantwoordelijk is voor de ontvoering en de dood van beide bisschoppen, maar heeft de Turkse overheid deze feiten doelbewust niet in het strafproces meegenomen en zal Abu Banat volgende maand uitsluitend terecht staan voor illegaal wapenbezit en banden met Al Qaída.

Naarmate hij dieper in de materie dook kwam Erkan Metin steeds meer andere incidenten tegen waaruit een directe betrokkenheid van Turkse overheidsdiensten bij de gewapende strijd van buitenlandse jihadisten in Syrië. Zo worden buitenlandse jihadisten die gewond zijn geraakt in Turkse ziekenhuizen verpleegd waar ze 101_2666 - Aziz Beth Aho, tolk Adnan Hankul, Erkan Metin, Pieter Omtzigt en de griffier dhr Van Toorniet nader worden ondervraagd, zijn er bewijzen gevonden van 2000 vrachtauto’s met wapens en wapenonderdelen die bedoeld zijn voor de jihadistische strijders in Syrië en is enkele maanden geleden een Turkse Nederlander aangehouden die bekende dat hij sarin-gas (dat bij diverse aanvallen met chemische wapens in Syrië is gebruikt) vanuit Nederland naar Syrië vervoerde.

Verzoeken, ook van Turkse parlementariërs, zoals Erol Dora, om deze incidenten nader uit te zoeken, worden niet gehonoreerd. Ook de Nederlandse minister Timmermans hult zich in steevast in nietszeggende antwoorden als vanuit de Tweede Kamer nadere informatie wordt gevraagd over deze en andere incidenten zoals de telefoontap van enkele weken geleden waarin leden van de regering en de legerleiding met elkaar speculeren over het uitlokken van een Syrische aanval op een Turks doelwit, de graftombe van Süleyman Shah, waarna ze terug zouden kunnen slaan. Erkan 101_2673 - Kamerleden van PvdA, VVD, SP en ChristenUnie stellen hun vragenMetin riep de aanwezige Kamerleden op hier geen genoegen mee te nemen. Als er systematisch geen antwoorden worden gegeven en allerlei geruchten niet adequaat worden ontzenuwd moet er meer aan de hand zijn en heeft een parlement de plicht om de waarheid boven tafel te krijgen.

In Turkije is Erkan Metin een handtekeningenactie gestart om parlement en regering hiertoe op te roepen. Nederlandse parlementariërs zouden volgens hem een onderzoekscommissie moeten instellen, eventueel in samenwerking met collega’s in andere landen. Er zijn zoveel dingen onduidelijk in de oorlog in Syrië en er zijn zoveel tegenstrijdige berichten, terwijl Europa wel meent 101_2654 - interview met Katholiek Nieuwsbladeen bepaalde partij in deze oorlog te moeten ondersteunen en de ogen doelbewust sluit voor de rol die buitenlandse jihadistische strijders inmiddels in deze oorlog hebben ingenomen en waarvan met name de, in hun ogen, niet-islamitische bevolkingsgroepen het slachtoffer worden.

In het geval van Nederland speelt de stationering van Nederlandse Patriot-eenheden op de Turks-Syrische grens ook een belangrijke rol. De Patriots staan daar met enkele honderden Nederlandse militairen om de Turkse burgerbevolking te beschermen tegen een mogelijke aanval vanuit Syrië. Als Turkije echter een actieve rol speelt in de Syrische oorlog door niet alleen het Vrije Syrische Leger maar ook jihadistische groepen te ondersteunen en zelfs een Syrische aanval uit te lokken om zich vervolgens zelf actief in de strijd te kunnen mengen, is van een verdediging van een NAVO-bondgenoot echter geen sprake meer maar wordt feitelijk steun gegeven aan een geheim Turks offensief. Al doende zou Nederland dan tegen haar wil in een oorlog getrokken worden.

De Aramese Beweging voor Mensenrechten en Jubilee Campaign hebben de aanwezige Tweede Kamerleden na afloop van de ontvangst toegezegd een zo volledig mogelijk dossier samen te stellen met de verschillende incidenten, aanwijzingen en bewijzen die Erkan Metin heeft gevonden. Het is dan aan de Kamer in hoeverre men gehoor wil geven aan de oproep van Erkan Metin, maar mogelijk kan ook ABM via een handtekeningenactie de enkele tienduizenden zielen tellende Aramese gemeenschap in Nederland en hun vele medestanders ook mobiliseren om deze oproep te ondersteunen.

Onder de tientallen belangstellenden op de publieke tribune waren niet alleen Aramese, maar ook Armeense, Alawitische en Turkse organisaties vertegenwoordigd. Voorafgaand aan de ontvangst in de Tweede Kamer hebben journalisten van het Katholiek Nieuwsblad en het weekblad Elsevier Erkan Metin uitgebreid geïnterviewd. De komende week of komende weken zijn in beide bladen artikelen over het vandaag in de Tweede Kamer gepresenteerde onderzoek van Erkan Metin te verwachten.

IMPRESSIE BIJEENKOMST MET ERKAN METIN OP 15 APRIL 2014

IMPRESSIE BIJEENKOMST MET ERKAN METIN OP 15 APRIL 2014

WP_20140415_022Op dinsdag 15 april 2014 organiseerde de Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM) een bijeenkomst met de Turkse strafrechtadvocaat en onderzoeksjournalist Erkan Metin die op uitnodiging van ABM in Nederland is en op donderdag 17 april 2014 door CDA-Kamerlid Pieter Omtzigt namens de commissie Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer in bijzondere procedure zal worden ontvangen. Erkan Metin, die van Aramese herkomst is en lidmaat van de Syrisch-Orthodoxe kerk, heeft zich het afgelopen jaar intensief beziggehouden met de verantwoordelijkheid voor de ontvoering van de Grieks-Orthodoxe aartsbisschop van Aleppo, Boulos Yazigi, en zijn Syrisch-Orthodoxe collega Yohanna Ibrahim op 22 april 2013. Een ontvoering die de Syrisch-christelijke gemoederen erg bezighoudt. Ook in Twente, waar Yohanna Ibrahim in de jaren ’70 als pastor werkzaam was binnen de eerste, nog maar nauwelijks georganiseerde Syrisch-Orthodoxe gemeenschap die inmiddels in heel Twente zo’n 20.000 zielen telt. De kleine zaal van het gebouw van Platform Aram zat daarom, ondanks het zeer ongebruikelijke tijdstip, goed vol met meer dan 50 mensen.

WP_20140415_010

Erkan Metin vertelde dat hij een jaar geleden aan zijn onderzoek is begonnen toen bleek dat de Turkse pers nauwelijks inging op het hoe en waarom van deze ontvoering die vlakbij de Turks-Syrische grens heeft plaatsgevonden. Dit in groot contrast tot de enorme hoeveelheid informatie in de sociale media die veelvuldig

gebruikt worden door diverse Syrische groeperingen. Deze berichten op de Syrische sociale media zijn onderling erg tegenstrijdig en bevatten zowel claims als beschuldiging over en weer. Toch komt er over de feitelijke gebeurtenis wel een tamelijk eenduidig beeld naar buiten.

Het aartsbisdom van de Grieks-Orthodoxe kerkleider Boulos Yazigi ligt deels in Syrië en deels in Turkije. Boulos Yazigi had de Paasdagen doorgebracht in het Turkse deel van zijn ambtsgebied en wilde daarna terugkeren naar Syrië maar kwam de door de Syrische oppositie beheerste grensovergangen niet over. Ook een poging om vanuit Turkije via Libanon naar Syrië te reizen strandde. Vervolgens besloot hij zijn collega Yohanna Ibrahim in te schakelen die goede contacten onderhield met de Syrische oppositie. Deze nam zijn contactpersoon met de Syrische oppositie, Fuad Eliya, mee en op de 22ste april 2013 reden ze naar Turkije, haalden Boulos Yazigi op en keerden terug naar Syrië. Zoals verwacht werden ze doorgelaten bij de controleposten van het Vrije Syrische Leger, maar iets meer dan 20 kilometer van de grens was een controlepost van een andere oppositionele groep waar ze werden aangehouden. De chauffeur werd gedwongen uit te stappen en bestuurd door mensen van deze onbekende groepering vertrok de auto met de twee aartsbisschoppen naar een onbekende bestemming.

Erkan benadrukt dat de chauffeur niet bij deze aanhouding en ontvoering is doodgeschoten, zoals wel wordt aangenomen. Hij is waarschijnlijk gaan lopen en daarbij in militair gebied terecht gekomen waar hij als indringer door een sluipschutter van het Syrische regeringsleger gedood zou zijn. Fuas Eliya is later vrijgelaten door de ontvoerders en is de enige die een getuigenis heeft kunnen afleggen over wat er gebeurd is. Over de identiteit van de ontvoerders is hij heel stellig: het waren geen Syriërs en ze waren ook niet afkomstig uit andere Arabische landen. Gelet hun kleding en baardgroei stelde Fuad Eliya dat ze uit de Kaukasus of Afghanistan afkomstig waren. Op basis hiervan rees het vermoeden dat de ontvoering gepleegd is door een groep die zichzelf het “Kaukasisch Kalifaat” noemt en die vooral uit strijders uit de Russische deelrepublieken Tsjetsjenië en Dagestan bestaat. De eerste Kaukasische jihadisten kwamen in 2011 Syrië al binnen, maar met name in 2013 is een grote stroom Kaukasische jihadisten naar Syrië gekomen om daar de strijd te voeren. Er is sprake van een soort “vreemdelingenlegioen” dat haar hoofdkwartier en trainingscentra in Turkije heeft en vandaaruit operaties in het noorden van Syrië uitvoert. Eén van de leiders is overigens geen Tsjetsjeen maar een Georgiër die in 2008 in de oorlog met Rusland is geradicaliseerd, zich tot de islam heeft bekeerd en nu een fanatieke aanvoerder van dit vreemdelingenlegioen is geworden. Overigens stelt het Vrije Syrische Leger dat deze jihadistische groepen helemaal niet tegen de Syrische regering vechten, maar zich gebieden toeëigenen in de reeds “bevrijde gebieden” waar ze een soort terreurbewind uitoefenen over de lokale bevolking en zichzelf een machtspositie verschaffen en zichzelf verrijken. Er zwerven in het noorden van Syrië diverse lokale krijgsheren rond met soms vreemde voorgeschiedenissen en bekeringen, zoals de genoemde Georgiër, zodat er ook de wildste verhalen rondgaan over Russische invloeden in deze chaotische situatie.

Dat geldt bijvoorbeeld voor een krijgsheer die bekend staat onder de naam Abu Banat die zichzelf tot machthebber heeft verklaard over een dorp in Syrië dat vlakbij de plek ligt waar de aartsbisschoppen zijn ontvoerd. Van hem is bekend dat hij uit Dagestan komt en in 2011 naar Egypte is gegaan om te helpen bij de revolutie maar het land is uitgezet toen bleek dat hij vooral zichzelf trachtte te verrijken en maar weinig deed om de islam te bevorderen. In 2012 werd hij in Turkije gesignaleerd en was toen actief in een aantal vluchtelingenkampen aan de grens met Syrië. Volgens de Turkse autoriteiten zou hij het land zijn uitgezet, maar als strafrechtadvocaat heeft Erkan Metin toegang tot allerlei politiedossiers en daaruit bleek anders.

WP_20140415_016

Het zijn vooral de vele tegenstrijdigheden tussen datgene wat de Turkse regering naar buiten brengt en wat uit onderzoek naar Syrische bronnen of uit de politiedossiers blijkt die de Turkse regering verdacht maken in de ogen van Erkan Metin. Er moet kennelijk van alles worden toegedekt en steeds komt men weer op eerdere verklaringen terug. Abu Banat is gearresteerd en zal op 21 mei a.s. worden voorgeleid, maar uitsluitend op grond van verboden wapenbezit en zijn relatie tot het terroristisch netwerk van Al Qaida. Het hele dossier over de ontvoering – en mogelijke dood – van de aartsbisschoppen blijft buiten beschouwing. Vragen hierover door bevriende Turkse parlementariërs worden niet beantwoord.

Erkan Metin belooft zelf door te gaan met zijn onderzoekingen maar hij roept ABM, de aanwezigen in de zaal en iedereen van goede wil op om druk uit te blijven oefenen op de Turkse regering om meer openheid van zaken te geven over dit hele dossier. De ontvoering van de twee aartsbisschoppen van Aleppo is namelijk de meest geruchtmakende zaak, maar in de schaduw hiervan is sprake van diverse andere ontvoeringen en aanslagen die met veel mist omgeven worden en die aan het licht moeten worden gebracht.

WP_20140415_012

Jan Schaake
16 april 2014

17-4-14: Presentatie in Tweede Kamer over Turkse inmenging in Syriëconflict

Tweede_Kam_d4bb033779Gezamenlijk persbericht CDA, ABM en Jubilee Campaign

Steeds meer feiten wijzen erop dat Turkije betrokken is geweest bij de ontvoering van twee Syrische bisschoppen in april 2013. Bovendien zijn er aanwijzingen dat NAVO-lid Turkije wist van de aanval door Al Qaida rebellen op het Syrisch-Armeense dorp Kassab eind maart, of dat het land de rebellen daarbij zelfs actief geholpen heeft. Het CDA, de Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM) en mensenrechtenorganisatie Jubilee Campaign houden daarom op donderdag 17 april een hoorzitting in de Tweede Kamer, waarbij de Turkse onderzoeksjournalist Erkan Metin verslag zal doen van zijn onderzoek naar de betrokkenheid van Turkije bij de Syrische oorlog.

Bisschoppen ontvoerd

Op 22 april 2013 werden de Syrische bisschoppen Yuhanna Ibrahim en Paul Yazici ontvoerd toen zij van de Turkse grens op weg waren naar Aleppo. Hoewel de Turkse regering haar betrokkenheid altijd heeft ontkend, ontdekte journalist Erkan Metin dat de persoon die verdacht wordt van de ontvoering in de gevangenis van Istanbul zit. Volgens Metin is de dader, Abu Banat, bekend bij de Turkse veiligheidsdienst (MIT) die hem regelmatig van wapens had voorzien, en probeert het land te verhullen dat zij op de één of andere manier bij de verdwijningszaak van de bisschoppen betrokken zijn. CDA-kamerlid Pieter Omtzigt: “Ik heb bewondering voor Erkan Metin, die tegen de stroom in, in het land met de meeste journalisten in de gevangenis, onafhankelijk en moeilijk onderzoek durft te doen.”

‘Turkije bewapent rebellen’

Nog schokkender was de aanval op het Armeense dorp Kassab aan Turks-Syrische grens, waar volgens ooggetuigen duizenden Al Qaida strijders over de Turkse grens kwamen en op vijf verschillende plekken de aanval openden. Professor Daoud Khairallah van de Georgetown University in Washington vertelde aan de televisiezender Russia Today dat ‘Turkije een lange geschiedenis heeft in het helpen van gewapende mensen van over de hele wereld die tegen het Syrische regime willen vechten’. Volgens hem helpt Turkije hen de grens naar Syrië over te komen en trainen ze de strijders.

Omtzigt: “Wij hebben grote zorgen over Syrië en het extremisme daar bij de rebellen, dat vooral van buiten Syrië komt en ook vanuit daar betaald, bewapend en getraind wordt.”

Nederlandse Patriot-eenheden in Turkije

‘Berichten dat Turkije, door luchtsteun te geven bij de aanval op het Armeens-Syrische stadje Kessab, met vuur speelt, zijn juist ook voor Nederland uitermate relevant omdat ons land met twee Patriot-eenheden in Turkije aanwezig is om het land te verdedigen tegen een mogelijke aanval vanuit Syrië’, zegt Aziz Beth Aho, voorzitter van ABM. ‘Op donderdag 17 april hopen we de Kamer meer te kunnen vertellen over de actieve rol die Turkije in de gewapende strijd in Syrië speelt,  in de hoorzitting met de Turkse onderzoeksjournalist Erkan Metin.’

affiche de Actieve Rol van Turkije in de oorlog in Syrië – 2014-04-15

ABM praat Teeven bij over christenen in Irak

101_2633Den Haag 14-4-2014:  Op maandagmiddag 14 april 2014 sprak een delegatie van de Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM) met staatssecretaris Fred Teeven over de veiligheidssituatie van Aramese christenen in Irak. Dit gesprek vond plaats op verzoek van de staatssecretaris naar aanleiding van een Kamerdebat dat hij op 30 januari jl. had over het toelatingsbeleid van de Nederlandse regering inzake Iraakse vluchtelingen en dan met name vluchtelingen die behoren tot de etnische en religieuze minderheden in dit land. ChristenUnie-woordvoerder Joël Voordewind riep de staatssecretaris op om de bevindingen van het Ambtsbericht te bespreken met ABM. Later dit jaar zal ook nog een gesprek gevoerd worden met een vertegenwoordiging van de Koerdische Autonome Regio in Irak.

101_2632

Bij het gesprek, waaraan van de zijde van ABM werd deelgenomen door de bestuursleden Aziz Beth Aho, Sabo Kara en Jan Schaake en Mattie Korkes Azeez, die tot enkele jaren geleden als journalist voor Associated Press in Irak werkzaam was en in 2010 naar Nederland heeft moeten vluchten, bleek dat Teeven goed kennis had genomen van de jaarlijkse Mensenrechtenrapportage die ABM hem vooraf had toegestuurd. De staatssecretaris meldde dat hij Irak zelf meermalen heeft bezocht, maar toch konden we hem nog een aantal nieuwe ontwikkelingen melden die duidelijk tot een verslechtering van de burgerbevolking van Irak in het algemeen en van de christelijke minderheid in Irak in het bijzonder hebben geleid. Zo konden we de staatssecretaris informeren over het feit dat de jihadistische strijdgroep voor een Islamitische Staat voor Irak en Syrië (ISIS) niet alleen in Falluja actief is maar feitelijk het hele westen van Irak beheerst inclusief de stad Mosul en omgeving waar juist de afgelopen jaren veel Iraakse christenen naar toe zijn gevlucht. Ook in Bagdad en Basra heeft de christelijke minderheid zwaar te leiden onder de diverse gevechten die tussen soennieten en sji’ieten plaatsvinden en onlangs weer zijn verhevigd in de aanloop op de komende parlementsverkiezingen.

 

In de Koerdische Autonome Regio (KAR) in het noorden van Irak is het relatief veilig, hoewel met name in de stad Kirkuk christenen eveneens een speelbal zijn geworden in het gevecht om de macht over deze stad. De vele christenen die de afgelopen jaren uit de rest van Irak naar de KAR zijn gevlucht, zijn daar een stuk veiliger dan in de rest van Irak maar worden in de KAR als tweederangsburgers behandeld. WP_20140414_002Zij beheersen de Koerdische taal niet en kunnen het Arabisch dat zij in de andere Iraakse regio’s spraken daar niet gebruiken. Bovendien worden zij nu uit de tijdelijke en tweederangs baantjes die zij in de KAR konden krijgen verdreven door de talloze Koerdische vluchtelingen die vanuit het noordoosten van Syrië naar de KAR vluchten. Tenslotte zijn er ook in de KAR verschillende fundamentalistische islamitische organisaties actief die in deze regio een islamitisch bestuur willen vestigen. Dit heeft de afgelopen tijd al tot een aantal incidenten tegen de in hun ogen “ongelovige” christenen geleid. Ook hiervan kon ABM een aantal voorbeelden geven, waarbij tevens aangegeven kon worden dat ABM hier regelmatig de Tweede Kamer over heeft geïnformeerd.

Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM) woont een hoorzitting in de Tweede Kamer over zelfbestuur Noord-Syrië

Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM) woont een hoorzitting in de Tweede Kamer over zelfbestuur Noord-Syrië

DEN – HAAG – Op 13 maart 2014 is mede op initiatief van Jubilee Campagne door Joël Voordewind, Tweede Kamerlid van ChristenUnie een hoorzitting over zelfbestuur in Noord-Syrië georganiseerd.

Op verzoek van Joël Voordewind hebben Sabo Kara en Aziz Beth Aho namens de Aramese Beweging voor Mensenrechten de hoorzitting in de Tweede Kamer bijgewoond.

WP_20140313_001Voor de hoorzitting waren Bassam Ishak, leider van de Syriac National Council of Syria en Salih Muslim Muhammad, leider van de Syrian Kurdisch Supreme Concil  – uit Syrië – uitgenodigd om in het Nederlandse parlement te spreken over de vorming van het zelfbestuur tussen de Koerden, Arameeërs, Arabieren en andere kleine minderheidsgroepen.

Zowel Bassam Ishak als ook Salih Muslim Muhammad heeft gesproken over de “Democratische Kantons’ die onlangs zijn uitgeroepen in Noord-Syrië.

Over enkele maanden worden het noorden van Syrië verkiezingen gehouden. De Koerdische beweging wil zo breed mogelijk een coalitie vormen met de minderheden in het gebied en is op zoek voor steun bij diverse Europese landen, voor hun plan voor een zelfbestuur in Noord-Syrië.

Tijdens de hoorzitting hebben beide gastsprekers het belang van dialoog en samenwerking tussen verschillende groepen benadrukt en hebben een appel gedaan op de aanwezig politici om hun plan te ondersteunen.

SAMSUNGAramese Beweging Voor Mensenrechten heeft tijdens de bijeenkomst kritische kanttekeningen gemaakt bij de ‘goede’ bedoelingen die men heeft bij de vorming van een zelfbestuur in het noorden van Syrië.  “Waarom draagt Noord-Syrië niet haar oude naam, Aram Nahrain en wel de Koerdistan, als de Koerden toch het streven naar dialoog tussen de volkeren hebben?”

Ook merkt ABM op, dat een zelfbestuur helaas niet door de meerderheid in de regio gedragen wordt, maar enkel door de Koerdische beweging en een aantal christenen die op eigen titel een  alliantie met de koerden hebben.

Dat een onverdeeld Syrië niet slechts de mening van ABM is, maar de mening van alle christenen in Syrië, blijkt tevens ook uit een artikel van 7 maart 2014 in Radio Vatikan. De Syrisch Katholieke aartsbisschop van Hassake-Nisibis, Jacques Behnan Hindo merkt het volgende op: “ De vorming van zelfbestuur dient door alle minderheden in de regio gedragen en goedgekeurd te worden. Het feit dat de Syrisch Koerden drie christenen in hun bestuur willen opnemen, betekent niet dat zij ook de christenen vertegenwoordigen. De drie christenen hebben op eigen titel deelgenomen aan het bestuur en delen niet de mening van de christenen over de vorming van een eigen zelfbestuur in het Noorden van Syrië”, aldus de aartsbisschop Jacques Bhanan Hindo.

Moord op Pater Frans van der Lugt in Homs

ENSCHEDE (7-4-2014)- Het bestuur van de Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM) heeft geschokt en met veel verdriet kennis genomen van de moord vanochtend op de Nederlandse pater Frans van der Lugt in de Syrische stad Homs.

aafrans

Afgelopen zomer maakte ABM reeds kenbaar de houding van de Nederlandse regering te laken om zich niet te bekommeren om het lot van deze in nood verkerende Nederlandse staatsburger in Syrië omdat de zelf voor zijn lot had gekozen. Daarmee ging de Nederlandse regering voorbij aan het feit dat Van der Lugt deze keuze had gemaakt op grond van de grote verantwoordelijkheid die hij wel voelde voor de talloze Syrische burgers in wier midden hij al enkele decennia verkeerde en die ook niet zelf voor hun lot hebben gekozen.

In deze en vele andere gevallen waarin christenen in Syrië specifiek doelwit zijn van gewelddadigheden, zoals de ontvoering van twee Aramese bisschoppen van Aleppo, alweer bijna een jaar geleden, de aanvallen op diverse kerken en andere christelijke gebouwen door jihadistische groepen, de invallen op de twee Aramese enclaves,  Maaloula en Sadat afgelopen najaar en onlangs weer op het door Armeense christenen bewoonde stadje Kessab, worden stelselmatig door de minister van Buitenlandse Zaken afgedaan als ‘gewone en in algemene termen te betreuren oorlogshandelingen die niets met een specifieke actie tegen christenen te maken hebben’.

Ook in het geval van pater Frans van der Lugt ging het duidelijk om een op deze persoon gerichte actie die in Homs bekend was als christelijke pater. ABM is dan ook benieuwd of de regering naar aanleiding van deze tegen een Nederlander gerichte actie wel bereid is om toe te geven dat christenen in Syrië specifiek doelwit zijn geworden van bepaalde oppositionele groepen die, zo bleek de afgelopen dagen en weken ook weer uit talloze voorbeelden, actief ondersteund worden door de Nederlandse NAVO-bondgenoot Turkije.