aan de minister van Buitenlandse Zaken,
de heer Frans Timmermans
betreft: uw brief d.d. 20 augustus 2014 over “humanitaire nood onder minderheden in Irak”
Enschede, 1 september 2014
Geachte minister Timmermans,
Met wederom grote teleurstelling heeft de Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM) kennisgenomen van uw brief van ons van 20 augustus jl met kenmerk 2014.438879 op het afschrift van onze brief aan de Tweede Kamer-commissie voor Buitenlandse Zaken over de humanitaire nood onder minderheden in Irak. Bij het Schriftelijk Overleg over ditzelfde onderwerp (van 11 respectievelijk 28 augustus jl.) antwoordde de minister bevestigend op de vraag (nr.70) van de fractie van de ChristenUnie om de Kamer een afschrift te doen toekomen van zijn antwoord op de genoemde brief van ABM. Als ABM kunnen we ons niet aan de indruk onttrekken dat de Kamer met haar expliciete vraag om toezending van een afschrift van het antwoord op onze brief hierbij net zomin als wij de afscheping met een standaardantwoord verwachtte. De tekst van de brief van de minister aan ons zagen we twee dagen later namelijk terug in de brief aan Assyrische lokale PvdA-politici die op 22 augustus stond afgedrukt in het onafhankelijke weekblad voor Twente, de Roskam (zie bijlage 1), waarop we inmiddels met een ingezonden brief hebben gereageerd (in de Roskam van 29 augustus, zie bijlage 2 – we nodigen de minister hierbij uit om op de inhoud van deze brief te reageren).
Waar de minister in zijn brief aan de Assyrische lokale PvdA-politici nog ingaat op een tweetal door hen specifiek genoemde onderwerpen, wordt in de brief aan ons op geen enkel specifiek punt ingegaan dat wij in onze brief van 11 augustus. We herhalen ze hier, indien van toepassing uitgebreid met een reactie op de antwoorden van de minister in het genoemde Schriftelijk Overleg op aan onze punten gerelateerde vragen van diverse Kamerfracties:
- De langdurige en stelselmatige ontkenning door de minister dat van de door ons met enige regelmaat naar voren gebrachte aanwijzingen voor specifiek tegen christenen en andere religieuze minderheden gerichte campagnes en gewelddaden die op hun beurt een duidelijke waarschuwing vormden voor de genocide die zich thans voltrekt maar die al doende door de minister niet serieus werd genomen.
In antwoord nr. 57 aan de hieraan gerelateerde vraag van de ChristenUnie verwijst de minister naar antwoorden die hij in eerdere brieven heeft gegeven, maar deze werden nu juist als onbevredigend en ten onrechte ontwijkend ervaren en de vraag is hoe de minister nu terugkijkt op deze eerdere bagatelliseringen van wat ABM en anderen om het verleden aan de orde hebben gesteld en welke lessen hij hier voor de toekomst uit zou willen trekken.
- Ook gaat de minister niet in op de vraag welke verplichtingen het benoemen van de huidige gebeurtenissen in Irak als genocide met zich meebrengt voor de internationale gemeenschap en voor Nederland.
In antwoord nr. 31 aan de hieraan gerelateerde vraag van de PVV-fractie en andere fracties stelt de regering dat “het vermoeden van genocide” leidt tot het geven van prioriteit aan het voorkomen van verdere escalatie en het bieden van hulp. De minister geeft echter niet aan tot welke concrete maatregelen dit in zijn ogen zou moeten leiden.
- De minister geeft geen antwoord op onze vraag naar zijn oordeel over de bereidheid c.q. het vermogen van de Koerdische Autonome Regio(KAR) om de etnische en religieuze minderheden op haar grondgebied te beschermen tegen verdere aanvallen van ISIS. Ons hebben diverse berichten bereikt dat de Koerdische strijders de vooral door christenen bewoonde zgn ‘Vlakte van Ninevé’ net zo snel en zonder enige verzet te bieden hebben verlaten als het Iraakse regeringsleger twee maanden geleden Mosul opgaf.
- Ook onze vraag over de geluiden die ons uit de regio bereiken over beperkingen in de hulpverlening aan de naar de KAR gevluchte christenen en andere minderheden worden niet door de minister beantwoord.
In antwoord nr. 59 op de hieraan gerelateerde vraag van de fractie van de ChristenUnie verwijst de minister naar het antwoord dat hij op een hieraan tegengestelde vraag van de SP-fractie heeft gegeven. Hij geeft hiermee dus geen antwoord op de voorliggende vraag.
- Dat geldt ook voor onze vraag naar zijn oordeel over het feit dat de Amerikaanse bombardementen op ISIS-stellingen pas van start zijn gegaan toen de stad Erbil, waar veel Amerikanen verblijven, onder vuur kwam te liggen en niet toen honderdduizenden Iraakse burgers door ISIS werden verdreven?
- We stelden in onze brief dat we het met de minister eens zijn dat een dat een duurzame oplossing alleen gevonden kan worden als Iraakse en regionale leiders hun verantwoordelijkheid nemen. Maar onze vraag wat Nederland, de Europese Unie en anderen concreet doen om dit te bevorderen wordt wederom niet beantwoord.
In antwoord nr.67 op de hieraan gerelateerde vraag van de ChristenUnie-fractie blijft de minister ook in algemeenheden steken.
- Ook vroegen we de minister naar zijn reactie op de oproep van Ignatius Aphrem II, patriarch van de Syrisch Orthodoxe kerk van Antiochië en het hele Oosten, aan de VN-Veiligheidsraad om druk uit te oefenen op landen die ISIS met wapens en financiën ondersteunen om deze steun te staken en welke activiteiten Nederland op dit vlak kan ondernemen. Ook deze vraag bleef onbeantwoord.
In antwoord nr. 64 van de hieraan gerelateerde vraag van de ChristenUnie-fractie stelt de minister dat hij dit binnen de EU aan de orde zal stellen. We zijn zeer benieuwd naar wat dit concreet aan EU-maatregelen heeft opgeleverd.
8. We vroegen de minister met betrekking tot wapenleveranties aan ISIS of het hen bekend is dat Turkije wapens levert aan ISIS blijkens de uitspraken van Kemal Kılıçdaroğlu, de leider van de grootste oppositiepartij CHP in het Turkse parlement in het Deutsch-türkische Journal van 4 augustus jl. (http://dtj-online.de/irak-is-kurden-jesiden-erdogan-kilicdaroglu- 34229) en tot welke maatregelen tegen Turkije dit zou moeten leiden. In dit verband wezen we op het opmerkelijke feit dat in dit artikel wordt gesteld:
Zuletzt kam ein Video in Umlauf, das angeblich IS-Terroristen bei Waffenübungen in Istanbul zeigen soll. Die Regierung kommentierte es bislang nicht. Auch hat sie die Gruppe bisher nicht als Terrororganisation eingestuft.
terwijl de minister in zijn brief aan de Kamer van 10 juli jl. (in reactie op het door ABM en Jubilee Campaign aan uw Kamer aangeboden rapport over de Turkse betrokkenheid bij wandaden in Syrië (en Irak) stelt:
Daarnaast blijkt ook uit het feit dat Turkije onlangs Jabhat al-Nusra en ISIS op de lijst van terroristische organisaties heeft geplaatst, dat het de bestrijding van dergelijke groepen serieus neemt.
Het wordt eentonig, maar ook op deze indringende vraag heeft de minister niet gereageerd.
Ook het als 28 genummerde antwoord op de hieraan gerelateerde vraag van de SP-fractie en het als 65 genummerde antwoord van de ChristenUnie-fractie ontwijken de punten die we hier aan de orde stellen en gaan niet in om de tegenspraak die wij hier aan de orde stelden.
- Ook vroegen we de minister of het hem met betrekking tot de financiering van ISIS bekend is dat Azerbeidzjan (in het bijzonder het Azerbeidzjaanse oliebedrijf SOCAR) olie afneemt die door ISIS in de door haar veroverde gebieden (met name Raqqa) wordt geproduceerd en daarmee ISIS dus direct financiert en tot welke maatregelen tegen Azerbeidzjan dit zou moeten leiden. Hierop zouden wij toch graag een antwoord krijgen.
In antwoord 66 op de gerelateerde vraag van de fractie van de ChristenUnie stelt de minister dat het in zijn algemeen zal (blijven) aandringen op sancties tegen afnemers van door ISIS verhandelde olie, maar gaat de minister niet nader in op het naar voren gebrachte concrete voorbeeld. Zo krijgt algemeen geformuleerd beleid nooit tanden!
10. Behalve wapens en financiële middelen, zo stelden wij, is er ook nog steeds een gestage stroom van jihadistische strijders vanuit met Nederland en met Nederland bevriende staten. En we vroegen de minister wat het feit betekent dat deze strijders niet alleen tegen Assad vechten, zoals ons steeds werd voorgehouden, maar zich bovenal schuldig maken aan gruweldaden waarvoor sommige Westerse leiders de term ‘genocide’ al in de mond genomen hebben. Geen antwoord.
11. En tot slot drongen we in onze brief aan op een snellere standpuntbepaling inzake de navolging van het Franse voorbeeld om meer vluchtelingen uit Noord-Irak op te nemen dan de regering van plan zei te zijn. Ook op deze vraag kregen wij geen antwoord.
Het antwoord nr. 62 van de minister op de hieraan gerelateerde vraag van de ChristenUnie is bepaald onbevredigend.
Mede gezien de belangstelling van de Tweede Kamer in een afschrift van de brief met antwoorden op deze vragen, verzoeken we de minister hierbij dringend om deze vragen alsnog te beantwoorden.
Met vriendelijk groet,
namens de Aramese Beweging voor Mensenrechten,
Aziz Beth Aho
voorzitter
cc. leden van de Tweede Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken