Behandeld worden als minderheid of als staatsburgers met mensenrechten

 

Op vrijdagmiddag 28 juli 2017 sprak een delegatie van de Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM), voor deze gelegenheid uitgebreid met de in Istanbul gevestigde Turks-Aramese advocaat en onderzoeksjournalist Erkan Metin, met de coördinator Turkije, Westelijke Balkan, Griekenland/Cyprus/Malta op het ministerie van Buitenlandse Zaken dat net deze week in een nieuw kantoorgebouw pal naast station Den Haag Centraal was getrokken. Het gesprek vond plaats op verzoek van ABM naar aanleiding van de in haar ogen zeer teleurstellende beantwoording door het ministerie van de Kamervragen over de confiscatie van 50 Aramese kerken en kloosters rond Mardin.

minbuza

v.r.n.l. Aziz Beth Aho, Erkan Metin, Jacco Bos en Marcus Yalcin

De antwoorden van de minister kwamen precies één dag na de door ABM op woensdag 19 juli jl. georganiseerde bijeenkomst over dit onderwerp en met name opmerking dat het niet om een confiscatie zou gaan maar om een “eigendomsoverdracht naar aanleiding van bestuurlijke herindeling (…) conform de geldende wet- en regelgeving schoot ABM danig in het verkeerde keelgat. Op maandag 24 juli werd een kritische brief aan de minister gestuurd met als slotzin dat ABM “alle aanleiding en noodzaak zag voor een nader gesprek en gezien de ontwikkelingen in Turkije op de zo kortst mogelijke termijn”. De volgende dag was de afspraak voor vier dagen later een feit.

In het gesprek zetten Aziz Beth Aho en Erkan Metin uiteen dat de “eigendomsoverdracht” van de 50 kerken en kloosters niet op zichzelf staat. Ze moet geplaatst worden in een scala van maatregelen en ontwikkeling in Turkije die de afgelopen eeuw heeft geleid tot een geleidelijk verdwijnen van de Aramese gemeenschap die sinds mensenheugenis het gebied, dat thans in het zuidoosten van Turkije ligt, bewoont en daar aan het begin van onze jaartelling haar kerken en kloosters bouwde die tot op de dag van vandaag door deze gemeenschap worden gebruikt maar sinds vorige maand niet langer haar eigendom zijn.

Bij het Verdrag van Lausanne van 1923, waarbij de Republiek Turkije door de toenmalige internationale gemeenschap werd erkend, werden ook de culturele rechten van drie etno-religieuze minderheden vastgelegd: de Joden, de Armeniërs en de Grieken. De Arameeërs zijn als niet-islamitische en niet-Turkse minderheid vergeten en hun taal, cultuur, erfgoed en religieuze eigendommen genieten niet de bescherming van die van de andere minderheden in Turkije. Ze bestaan eenvoudigweg niet. Veel Arameeërs zijn daarop al vertrokken naar landen waar ze wel mochten bestaan.

In de jaren ’70, voorafgaand aan de oorlog tussen de PKK en het Turkse leger in Zuidoost-Turkije, woonden er nog zo’n 150.000 Arameeërs in deze regio. Net als ook nu weer werd zowel door de PKK als door het regeringsleger aan hun loyaliteit getwijfeld en kwamen ze tussen hamer en aambeeld te zitten. Velen zijn daarop naar het buitenland gevlucht (onder andere naar Nederland), anderen naar veiliger plekken in Turkije, zoals de kosmopolitische stad Istanbul waar op dit moment zo’n 20.000 Arameeërs wonen tegenover een schamele 3.000 in het oorspronkelijke woongebied in het zuidoosten van het land. In Twente wonen er op dit moment ook zo’n 20.000.

Nadat vijftien jaar geleden de strijd tussen de PKK en het regeringsleger luwde en de rust in het gebied enigszins terugkeerde, kreeg de Aramese gemeenschap te maken met bestuurlijke maatregelen die haar in haar voortbestaan bedreigen. In het kader van de toetredingsonderhandelingen tot de Europese Unie heeft Turkije het kadaster moeten moderniseren (heldere en formeel vastgelegde eigendomsverhoudingen zijn voor de EU namelijk belangrijker dan informele in de loop van de jaren gegroeide gebruiksrechten van geen rechtspersoonlijkheid bezittende religieuze gemeenschappen) waarbij Turkse en Koerdische inwoners van Zuidoost-Turkije zich op grote schaal de eigendommen van weggetrokken Arameeërs toeëigenden.

Achtergebleven Arameeërs, waaronder de bewoners van verschillende kloosters (ook de vorige maand geconfisqueerde kloosters werden nog bewoond en de aanwezige monniken zijn nu plotseling als het ware “krakers” van het klooster dat hen eeuwenlang heeft toebehoord), moeten nog steeds een kostbare en langdurige juridische strijd leveren om hun eigendommen te kunnen behouden. Het bekendste voorbeeld hiervan is het klooster Mor Gabriël, dat net als twee andere Aramese religieuze gemeenschappen, een stichtingsvorm onder de Turkse wet heeft weten te verwerven en dat als rechtspersoon in staat is om nu al vele jaren enkele tientallen procedures te voeren.

Erkan Metin voert aan dat de Turkse staat deze onteigeningen altijd wel weet in te kleuren met zakelijke argumenten en een zweem van redelijkheid, maar dat het resultaat toch is dat in dit geval de Aramese gemeenschap definitief van haar eigendommen wordt beroofd. Dat geldt voor de “eigendomsoverdracht” van de 50 kerken en kloosters, maar dat gold ook voor de confiscatie in het voorjaar van 2016 van vijf aan verschillende denominaties toebehorende kerken in het centrum van Diyarbakir waarvoor de Turkse staat het argument hanteerde dat deze kerken ernstig waren beschadigd door de gevechten tussen de PKK en het regeringsleger en tijdelijk door de regering waren geconfisqueerd om gerenoveerd te worden waarna ze weer aan de betreffende kerkgenootschappen overgedragen zouden worden. In antwoord op toen gestelde Kamervragen nam de Nederlandse regering deze redenering over, de kritiek vanuit het buitenland op deze confiscatie verstomde, maar volgens Metin zullen we heel lang moeten blijven wachten op de beloofde teruggave en is de Turkse regering dat niet van plan.

De dadendrang die de Turkse overheid op dit terrein tentoonspreidt, staat in schril contrast tot de traagheid waarmee andere verzoeken worden ingewilligd. Zo wachten de 20.000 naar Istanbul vertrokken Arameeërs al vele jaren op toestemming om in deze stad een eigen kerk te mogen bouwen en ligt het wetsvoorstel, dat op verzoek van de Europese Unie tot stand is gekomen, om religieuze gemeenschappen eenvoudiger stichtingen op te laten richten om, zoals het Mor Gabriël klooster, de religieuze eigendommen te beheren, al vier jaar te wachten om in stemming gebracht te worden. Ook de benoeming van een nieuwe Armeense patriarch, waar de Turkse overheid formeel toestemming voor moet geven, ligt al geruime tijd stil.

Volgens Metin is er echter meer aan de hand. Er worden allerlei maatregelen genomen en uitspraken gedaan die gericht zijn tegen religieuze minderheden die daardoor in toenemende mate in angst leven in het land. Eén van die maatregelen is dat in 2015 de Aramese Vereniging in Turkije door de Turkse overheid werd verboden nadat deze, in het kader van de toetredingsonderhandelingen, in 2003 voor het eerst mocht worden opgericht. De vrijheid van Arameeërs in Turkije om een eigen vereniging op te richten heeft dus krap 12 jaar geduurd! Een ander, recenter voorbeeld betreft de joodse gemeenschap in Istanbul die vereenzelvigd wordt met het recente Israëlische optreden rond de Al Aqsa moskee. Er waren heftige straatprotesten bij de Neve Shalom synagoge in Istanbul en de Turkse politie maakte duidelijk geen hand uit te zullen steken voor het geval het echt uit de hand gaat lopen. Er worden expliciete herinneringen opgeroepen aan de pogrom van Istanbul van 1955 en veel “niet-islamitische” inwoners van Istanbul overwegen serieus het land te verlaten voor het te laat is.

Metin voert aan dat het neo-Ottomanisme van Erdoğan niet zozeer het herstel is van het Ottomaanse rijk, doch veeleer een combinatie van het extreme Turks-nationalisme met de ambitie om het leiderschap in de islamitische wereld te bekleden zoals de Ottomaanse sultans die hadden als kalief. In dat streven wordt Erdoğan niet alleen steeds autoritairder, maar is bij hem ook steeds minder plaats voor niet-islamitische en niet-soennitische minderheden in Turkije. Niet alleen joden en christenen, maar ook alevieten (die overigens ook niet voorkomen in het Verdrag van Lausanne en nu vooral met Assad worden geassocieerd) is Erdoğan liever kwijt dan rijk.

Metin en Beth Aho benadrukken dat Nederland of Europa in haar publieke stellingname niet haar eigen christelijk identiteit moet aanwenden om vooral op te komen voor de positie van christenen in Turkije, maar dat ze vanuit de universele en Europese mensenrechtenverdragen, die Turkije beide heeft ondertekend, publiekelijk op zal moeten komen voor de mensenrechten van de Turkse bevolking en in het bijzonder voor de minderheden in Turkije (niet alleen christenen en joden, maar ook alevieten) die door de Turkse overheid worden geschonden. Op het gebied van mensenrechten is de afgelopen jaren echt een forse achteruitgang te zien in Turkije en daar laten de Europese ministers zich veel te weinig over uit. De regering Erdoğan is niet gevoelig voor omfloerste diplomatieke bewoordingen, maar verstaat vooral harde taal en het dreigen met bijvoorbeeld toerisme-boycots, zoals de Russische president Poetin eerder en de Duitse minister Gabriël onlangs hebben geuit. Metin benadrukt dat als de EU Erdoğan zijn gang laat gaan met de steeds verdere inperking van mensen-rechten, er op termijn juist meer vluchtelingen vanuit Turkije naar Europa zullen komen in plaats van minder.

Naast het innemen van een wat fermere en duidelijker houding jegens Erdoğan, zou de Nederlandse regering zich volgens Beth Aho in Europees verband achter de op 5 juli jl. door het Europees Parlement aangenomen resolutie kunnen scharen en dan met name achter de daarin opgenomen punten om “religieuze gemeenschappen in staat te stellen rechtspersoonlijkheid te verwerven”, “alle restricties ten aanzien van de opleiding, benoeming en opvolging van geestelijke weg te nemen”, “alle vormen van op godsdienst gebaseerde discriminatie of belemmeringen uit te bannen” en “er bij de regering op aan te dringen de recent in beslag genomen kerken in de regio Diyarbakir aan hun rechtmatige eigenaars terug te geven”.

Na afloop van dit gesprek legden de aanwezige ABM-bestuursleden Metin, die lid is van het partijcongres van de pro-Koerdische HDP, vervolgens ook de vraag voor naar zijn verwachtingen ten aanzien van het referendum in de Koerdische Autonome Regio in Irak en ten aanzien van het voorstel van Chaldeeuwse, Aramese en Assyrische politieke partijen omtrent de toekomst van de vlakte van Ninevé. Twee onderwerpen die afgelopen zondag ook centraal stonden bij het gesprek met de Chaldeeuws-katholieke aartsbisschop van Kirkuk en Süleymaniya, Yousif Thomas Mirkis.

Ten aanzien van het Koerdisch referendum meent Metin dat dit een ramp kan betekenen voor de daar woonachtige christenen. Barzani is een bondgenoot van Erdoğan en volgt in zekere zin eenzelfde nationalistische èn religieuze politiek waarin geen ruimte is voor een niet-Koerdische en niet-soennitische bevolking. En waar in Turkije de afgelopen honderd jaar het idee van laïcisme (scheiding van kerk en staat) nog enigszins wortel heeft geschoten, is dat in het Koerdistan van Barzani volstrekt afwezig en zullen de Aramese christenen dus echt een Koerdisch-islamitische overheid tegenover zich vinden. Metin bevestigt de veronderstelling dat Barzani in 2014 een soort verdelingsverdrag van Noord-Irak met ISIS heeft gesloten, waarbij beiden elkaars territorium zouden respecteren en samen het gezag van de (sjiitische) centrale overheid van Irak verder zouden ondergraven.

Ten aanzien van het idee van een beveiligde christelijke autonome regio in de vlakte van Ninevé is zijn standpunt aanmerkelijk positiever dan dat van Yousif Thomas Mirkis en de patriarch van de Chaleeuws-katholieke kerk, Louis Sako. Geconfronteerd met de uitspraken van beide prelaten dat de Aramese christenen in Irak in de eerste plaats Irakees zijn en hun plek ook als burger van Irak moeten zien, herinnert hij eraan dat de patriarch van de Syrisch-Orthodoxe kerk destijds, nadat bleek dat de Arameeërs niet voorkwamen in het Verdrag van Lausanne, stelde dat dit niet erg was omdat de Arameeërs in Turkije burger van Turkije waren en dus Turk en als Turken hun burgerrechten zouden krijgen. “En zie wat daarvan terecht is gekomen,” aldus Erkan Metin. Het gebied zou beschermd moeten worden door een internationale VN-macht, maar Metin erkent dat een dergelijke VN-macht op Cyprus ook weinig uit heeft kunnen richten en dat VN-lidstaten alleen troepen voor een dergelijke VN-macht zullen leveren als ze er zelf belang bij hebben.

Jan Schaake
28/29 juli 2017

[aangepast 23-4-2020]

ABM organiseert een bijeenkomst over de actuele situatie van de mensenrechten van Arameeërs in Turkije en Libanon

affiche 2017-07-19Enschede, 14 juli 2017 – De Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM) organiseert op woensdagavond 19 juli 2017 in het verenigingsgebouw van Platform Aram (Vlierstraat 93, Enschede) een bijeenkomst over de actuele situatie van Arameeërs in Turkije en Libanon. Hun situatie staat in de schaduw van hun volks- en geloofsgenoten in Syrië en Irak, maar recente ontwikkelingen laten zien dat aandacht voor hun lot ook noodzakelijke is.
ABM-voorzitter Aziz Beth Aho zal tijdens deze bijeenkomst ingaan op de recente confiscatie van 50 veelal eeuwenoude Aramese kerken en klooster rond de stad Mardin in Zuidoost-Turkije door de Turkse regering. Op aangeven van ABM zijn de afgelopen weken daarover zowel diverse Tweede Kamerleden als Europarlementariërs in het geweer gekomen en Beth Aho zal schetsen waartoe deze acties inmiddels hebben geleid.
Daarnaast zal de in Beiroet woonachtige Libanese Nederlander Elia Barsoum ingaan op de situatie van de Arameeërs in Libanon waar een wankel evenwicht tussen dezelfde bevolkingsgroepen die in Syrië en Irak met elkaar in oorlog zijn bedreigd ziet worden door een overweldigende groep vluchtelingen uit dit oorlogsgebied die daarbij hun eigen trauma’s, wraakgevoelens en onderlinge vijandigheid meenemen naar een land dat zelf een langdurige en talrijke wonden achterlatende burgeroorlog achter de rug heeft.
U bent van harte welkom bij deze bijeenkomst aanwezig te zijn èn om deze uitnodiging binnen uw eigen kring verder te verspreiden.

Respons vanuit de Tweede Kamer op de noodkreet over de confiscatie van Aramees cultureel erfgoed

tur abdinPERSBERICHT                                                  Enschede, 28 juni 2017

ENSCHEDE – De Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM) is verheugd over de respons vanuit de Tweede Kamer op haar noodkreet over de confiscatie van Aramees cultureel erfgoed door de Turkse regering. Maar deze vreugde vermengd zich ook met enige bitterheid vanwege de herinnering aan het uiteindelijk effect van een Kamervragen naar aanleiding van een soortgelijke noodkreet april vorig jaar.

Afgelopen maandagavond (26 juni 2017) verspreidde ABM een noodkreet onder haar contacten in de Tweede Kamer, het Europees Parlement en in de pers over het feit dat Turkije op grote schaal Aramese eigendommen confisqueert en de Arameeërs ruim 50 kerken en kloosters met bijbehorende begraafplaatsen kwijtraakt aan het Turkse ministerie voor godsdienstzaken (Diyanet). Het gaat hierbij om kerken en kloosters in de regio Tur Abdin rond de stad Mardin in Zuidoost Turkije.

De basis voor deze confiscaties werd al in 2013 gelegd toen de (Aramese) dorpen rond Mardin met deze stad tot een grootstedelijke gemeente (Büyükşehir belediyesi) werden samengevoegd. Hierdoor verdwenen de status van de traditionele dorpshoofden (Köy Tüzel kişiliği) van het toneel, die tot dat moment het juridisch eigendom over de kerkelijke goederen bezaten en deze uitoefenden in overeenstemming met de gebruikers van deze kerken en kloosters.

Dit juridisch eigendom kwam nu bij het grootstedelijk stadsbestuur van Mardin te liggen. Als gevolg van de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 werd het gemeentebestuur van Mardin geleid door de Koerd Ahmet Türk van de Democratische Regio’s Partij en de Aramese Februniye Akyol van de Vrede en Democratie Partij die erin slaagden om de daadwerkelijke confiscatie van het Aramees cultureel erfgoed te verhinderen. Hierin kwam veranderingen toen ook het burgemeesterschap van Mardin in het najaar van 2016 ten prooi viel aan de zuiveringen die Erdoğan in vrijwel alle publieke sectoren doorvoerde in reactie op de mislukte staatsgreep van 15 juli vorig jaar.

De zetbaas van Ankara die sindsdien in Mardin aan de macht heeft inmiddels wel werk gemaakt van de confiscatie en vorige week verloren de Aramese belanghebbenden een laatste rechtszaak tegen deze maatregel. Vanuit de Aramese gemeenschap in Tur Abdin is vervolgens een beroep gedaan op de internationale gemeenschap om te verhinderen dat hun cultureel erfgoed daadwerkelijk van hen vervreemd zal worden en dat hun kerken en kloosters mogelijk tot musea of moskeeën omgevormd zullen worden, zonder dat zij staat zijn daar iets tegen te ondernemen.

De Aramese Beweging voor Mensenrechten is verheugd dat CDA, ChristenUnie, SGP, VVD, PVV, SP en PvdD de handen ineen hebben geslagen en Kamervragen hebben gesteld om de Nederlandse regering in actie te laten komen. Tegelijkertijd herinnert zij zich echter dat minister Koenders op 29 april 2016 soortgelijke Kamervragen heeft beantwoord, toen naar aanleiding van de confiscatie door de Turkse overheid van Aramese en andere kerk in de historische binnenstad van Diyarbakir.

Tot grote verontrusting van ABM blijkt uit de betreffende beantwoording een zeker begrip bij de regering voor de Turkse maatregelen en wordt de Kamer gerustgesteld met de – in haar ogen ongefundeerde – opmerking dat de kerken over enige tijd weer in handen kunnen komen van de betreffende gebruikers en dan weer als kerk gebruikt kunnen worden. Ook stelt de regering in haar antwoorden dat haar verder geen gevallen van confiscatie bekend zijn hetgeen dus feitelijk onjuist is omdat de 50 kerken en kloosters in de omgeving van Mardin officieel al in handen van de grootstedelijke gemeente waren overgegaan maar het toenmalige gemeentebestuur nog niet tot effectuering van deze maatregel was overgegaan.

De Aramese Beweging voor Mensenrechten hoopt dat de Kamervragen, waar inmiddels meer dan de helft van de Kamer zich inmiddels achter heeft geschaard, dit keer wel serieus beantwoord worden door de Nederlandse regering en dat deze de noodkreet van de Aramese christenen in Zuidoost Turkije ook serieus neemt en er bij haar Turkse collega’s op aandringt om deze maatregel ongedaan te maken.

PERSBERICHT: Turkije confisqueert op grote schaal Aramese eigendommen

Sint Gabriel kloosterPERSBERICHT Enschede, 27 juni 2017

Turkije confisqueert op grote schaal Aramese eigendommen

Arameeërs raken kerken, kloosters en begraafplaatsen kwijt aan Turks ministerie voor godsdienst

ENSCHEDE –Ten gevolge van een nieuw decreet confisqueert de Turkse staat eeuwenoud Aramees cultureel erfgoed en draagt zij meer dan 50 kerken en kloosters met bijbehorende begraafplaatsen over aan het Turkse ministerie voor godsdienstzaken (Diyanet).

De Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM) onderschrijft de uitspraak van Daniyel Demir, voorzitter van de Federatie van Arameeërs in Duitsland, in deze: “De thans plaats vindende op overvallen gelijkende grootschalige confiscaties in Tur Abdin in het Zuidoosten van Turkije zijn zonder precedent en hebben een onvoorstelbare omvang aangenomen. http://bvdad.de/index.php/pressemitteilungen/253-tuerkei-konfisziert-massenhaft-aramaeisches-eigentum-aramaeer-verlieren-kirchen-kloester-und-grabanlagen-an-die-tuerkische-religionsbehoerde

Uit gesprekken met de bestuursvoorzitter van het klooster Mor Gabriël rijst een beeld van complexe en ondoorzichtige maatregelen op, zoals overigens wel vaker het geval is met Turkse overheidsmaatregelen. In ieder geval lijkt het erop dat de meer dan 50 kerken en kloosters met bijbehorende begraafplaatsen die aan het Turkse ministerie van godsdienst worden overgedragen slechts het topje van de ijsberg zijn. Het zou er op neer kunnen komen dat Diyanet eeuwenoud Aramees cultureel erfgoed, zoals kerken en kloosters uit het begin van onze jaartelling aan derden kunnen overdragen en tot musea maar ook tot moskeeën kunnen omvormen.”

In navolging van de Federatie van Arameeërs in Duitsland roept ABM de Nederlandse regering op de Arameeërs bij te staan. Al jaren wijst ABM de Nederlandse regering en ook de Europese instellingen op de talrijke, systematische onteigeningsprocessen met betrekking tot Aramese kerken, kloosters en dorpen in het zuidoosten van Turkije. Daarbij gaat het niet alleen om de vloed van onteigeningspogingen inzake het Mor Gabriël klooster uit de vierde eeuw door Turkse instellingen en die nog steeds voortduren, maar ook op de confiscatie van de voormalige Syrisch-Orthodoxe bisschopszetel (St.Petrus-en-Pauluskerk) in Urfa (Urhoy / Edessa) afgelopen november.

De meermalen geuite inschatting van een verslechtering van de situatie is nu daadwerkelijk ingetreden. Tot op de dag van vandaag zijn de Arameeërs in Turkije niet als minderheid erkend en kunnen daarom hun rechten, zoals het elementaire mensenrecht op godsdienstvrijheid, niet uitoefenen. Zo is de verwerving, bouw of herstel van kerkgebouwen aan grote belemmeringen gebonden en een priesteropleiding of het onderwijs in de Aramese taal, de taal van Jezus Christus, tot op de dag van vandaag verboden. De situatie van de Aramese minderheid is aan toenemende rechtsonzekerheid en aan de willekeur van lokale bestuurders onderworpen.

 

OPINIE – Laat Erdoğan niet langer zijn gang gaan

struisvogelEnschede – (21-11-2016)

Laat Erdoğan niet langer zijn gang gaan

http://www.volkskrant.nl/opinie/laat-erdogan-niet-langer-zijn-gang-gaan~a4420049/

Deze week debatteert de Tweede Kamer met de regering over de begroting Buitenlandse Zaken. Daarbij zullen ongetwijfeld de almaar verslechterende mensenrechtensituatie in Turkije en het diverse grenzen overschrijdende optreden van het Turkse leger in Turkije zelf en in de buurlanden aan de orde komen.

De inmiddels volstrekt buitenproportionele maatregelen die de regering Erdoğan onder de dekmantel van de na de couppoging van 15 juli jl. uitgeroepen noodtoestand treft en die niet alleen gericht zijn tegen de Gülen-beweging die volgens de Turkse regering verantwoordelijk voor deze coup gehouden moet worden maar tegen alle (vermeende) tegenstanders van de regerende AK-partij zijn de Kamer genoegzaam bekend. Dat geldt ook voor de enorme geweldsgolf die het zuidoosten van Turkije al langer overspoelt en waarbij enorme verwoestingen worden aangericht in hier gelegen steden inclusief de veelal cultuurhistorisch belangrijke stadscentra. Hierop is de Turkse regering direct aanspreekbaar en het blijft voor ons als Aramese Beweging voor Mensenrechten onbegrijpelijk waarom dit niet met meer overtuiging gebeurt en met sanctiemaatregelen kracht bij wordt gezet.

Inmiddels gaat het niet meer alleen om het optreden van de Turkse regering en het Turkse leger zelf, maar ook om de normverschuivingen in de Turkse samenleving die hiervan het gevolg zijn en waarvan, zoals gebruikelijk, minderheden in de Turkse samenleving de dupe zijn. Minderheden zoals de Aramese, maar ook andere.

We noemen slechts enkele voorbeelden:

Op 17 november jl. werd de enige Aramese co-burgemeester in Turkije, mevrouw Februniye Akyol, uit haar ambt gezet. Dit omdat zij banden met de PKK zou onderhouden. De loze beschuldiging, die aan het adres van alle democratisch gekozen burgemeesters in Zuidoost-Turkije wordt geuit, leidt ertoe dat in ogen van de aanhangers van Erdoğan niet alleen alle Koerdische maar ook alle Aramese politici of andere notabelen niet minder dan terroristen zouden zijn. Februniye Akyol was tot 17 november co-burgemeester van Mardin en lid van de progressieve BDP, de Vrede- en Democratie Partij.

Al eerder, op 7 oktober jl. werd Andrew Brunson, lid van de Turkse associatie van protestantse kerken, in Izmir opgepakt werd omdat hij zogenaamd bezig was om de Turkse nationale veiligheid te ondermijnen. De protestantse kerk van Antakya (het oude Antiochië waar het christendom haar naam kreeg) werd diezelfde dag door de Turkse overheid gesloten omdat een daar plaatsvindende, reguliere bijbelstudie eveneens als staatsveiligheidondermijnend werd gezien. Ook de protestantse predikant Patrick Jansen mocht niet terugkeren naar zijn standplaats Gaziantep terwijl twee andere protestantse theologen het land niet meer binnen mochten komen hoewel ze daar werkzaam waren en hun gezinnen hier nog steeds verbleven. Eén van hen, Ryan Keating, is verantwoordelijk voor het Ankara Refugee Ministry (ARM), dat 6.000 vluchtelingengezinnen van eten, onderdak en kleding voorziet.

Op 16 november jl. werd anti-Armeense graffiti met de tekst “Eens zullen wij in Karabag zijn” aangetroffen op de muren van de Bononti Mkhitarian Armeense school in Istanbul. Dit was de derde Armeense school in drie maanden die van haat-graffiti werd voorzien. Op 1 november jl. werd een Aramese historische begraafplaats in het centrum van Adiyaman in Zuidoost-Turkije door onbekenden onderhanden genomen waarbij tenminste tien graven zijn vernield. Een duidelijk geval van door overheidsoptreden veroorzaakte volkswoede die zich niet tegen daadwerkelijke terroristen richt maar tegen een bevolkingsgroep die daar feitelijk part noch deel aan heeft maar er wel mee in verband is gebracht.

Het is een korte selectie van incidenten die verspreid over heel Turkije voorkomen en die getuigen van een geest die uit de fles komt en daar moeilijk weer in terug te krijgen zal zijn. Een fles die geopend is door de hetze van de regering Erdoğan tegen haar vele (vermeende) tegenstanders. Waar de maatregelen van de regering Erdoğan zelf nog een halt toegeroepen zouden kunnen worden, zullen dit soort incidenten waarbij de daders onder de opgezweepte sympathisanten van Erdoğan gezocht moeten worden langer na blijven ijlen. Genoeg reden om dit niet langer op z’n beloop te laten, maar er nu paal en perk aan te stellen om te voorkomen dat ook dit soort ongecontroleerde incidenten van kwaad tot erger gaan.

Er zijn in de Europese geschiedenis meer gevallen bekend waarin autoritaire regeringsleiders ongebreideld hun gang konden gaan tegen al hun politieke tegenstanders en door hen gebrandmerkte bevolkingsgroepen omdat West-Europese landen in deze regeringsleiders een bondgenoot zagen in de strijd tegen een nog groter kwaad. Dat bleek achteraf een kostbare misrekening te zijn geweest. Voor henzelf, maar vooral voor de politieke tegenstanders en bevolkingsgroepen waar de betreffende regeringsleider zich op uit kon leven zonder noemenswaardig protest.

We doen een klemmend beroep op de Nederlandse politiek om de geschiedenis zich niet te laten herhalen en mensenrechten te laten prevaleren boven korte-termijn-eigenbelang.

ABM organiseert conferentie in het Europees Parlement over de alarmerende situatie en vervolging van Aramese christenen

IMG_8116Op woensdagmiddag 25 mei 2016 organiseerde de Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM) samen met de Werkgroep Interculturele Relaties en Interreligieuze Dialoog van de fractie van de Europese Volkspartij in het Europese Parlement een conferentie over de “Alarmerende situatie en vervolging van Aramese christenen”. Sprekers waren o.a. de Syrisch-Orthodoxe aartsbisschop van Mosoel, Mor Nicodemus Daoud Sharaf, de Syrisch-Orthodoxe pastoor Zuhri Khazaal uit Homs, Severiyos Aydin van de Aramese hulporganisatie Aramaic Relief, genocide-deskundige Anthonie Holslag en onderzoeksjournalist Arnold Karskens. De voorzitter van de Wereldraad van Arameeërs, Johny Messo, stond ook op het programma, maar moest zijn spreektijd afstaan aan de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, Bert Koenders. Dit laatste omdat conferentievoorzitter en Europarlementariër Annie Schreijer-Pierik koning Willem Alexander die diezelfde middag een toespraak in het Europees Parlement hield voor de conferentie had uitgenodigd die daar zelf echter geen tijd voor had, maar vond dat ‘zijn’ minister van Buitenlandse Zaken wel moest gaan.

Lees het hele verslag op:

http://hetnabijeoostennabijtwente.blogspot.nl/2016/05/waarom-en-nog-een-paar-vragen-tijdens.html

ABM organiseert samen met EU-parlementariër Annie Schreijer-Pierik een conferentie over de vervolgende Arameeërs in Syrië en Iraq

 

Conference on

The alarming situation and persecution of Aramean Christians

IMG_8693

Enschede (13-5-2016) – De Aramese beweging voor mensenrechten organiseert samen met EU-parlementariër Annie Schreijer-Pierik een conferentie over de vervolgende Arameeërs in Syrië en Iraq. De nood is hoog en de situatie van de Arameeërs is schrijnend. Uit Iraq (Mosul) hebben wij uitgenodigd Aartsbischop Nicodemus Daoud Matti Sharaf en uit Syrië (Homs/Al Qaryatain) hebben wij uitgenodigd pastoor Abuna Zuhri. Zij komen hun bijzondere verhaal vertellen in het Europees Parlement om meer aandacht en hulp te vragen voor de vervolgde en onderdrukte Arameeërs in het Midden-Oosten.

 

Het hele programma is hieronder opgenomen:

Wednesday, 25 May 2016

16.30 – 18.30 h

European Parliament in Brussels, Room ASP 3 E 2.

 

16:30                Welcome by Annie Schreijer-Pierik, MEP and by György Hölvényi, MEP and Jan                          Olbrycht, MEP Co-Chairmen of the Working Group on Intercultural Relations and                          Interreligious Dialogue of the EPP Group

16:35              Presentation of the Human Rights Report 2015 of the Aramean Movement for                              Human Rights (ABM) of the Netherlands Aziz Beth Aho, ABM President and                               other ABM Board Members

16:45              Testimonies of three Aramean victims of persecution and discrimination:

  • The fate of the Christians of Mosul. An entire diocese exiled by the “Islamic State” terrorist group His Eminence Mor Nicodemus Daoud Sharaf, Syriac Orthodox Archbishop of Mosul in Iraq.;
  • Father Zuhri Khazaal, Syriac Orthodox priest who liberated Aramean and other hostages from ISIS captivity in Syria;

17:25             Severiyos Aydin, President of Aramaic Relief international, which provides                                humanitarian aid to refugees in Syria, Iraq, Jordan and Lebanon.

17:35           The persecution of Aramean Christians and the process of Genocide, Anthonie                              Holslag, Dutch Genocide scientist (University of Amsterdam, University of Utrecht)

Discussion

17:45                   “I witnessed their life, flight and expulsion: Christians and minorities in  the  Middle                               East” Arnold Karskens, Dutch War Correspondent, Journalist and Author

17:50                The response of international organizations to the dire plight of Aramean                                               Christians Johny Messo, President of the World Council of Arameans (Syriacs)                                WCA, ngo – special consultative status with the United Nations (ECOSOC)

17:55            Discussion with panel of speakers, MEPs and other participants.

18:25           Concluding remarks Annie Schreijer-Pierik, Dutch Member of the European                                    Parliament (CDA).

Interpretation in English, French, German, Dutch and Italian will be provided.

Arameeërs herdenken Genocide van 1915 “The one who does not remember history is bound to live through again” (degene die de geschiedenis niet herdenkt zal deze nog eens moeten beleven).

genocide1915Diaspora (24 april 2016) – Over de hele wereld herdenken Arameeërs de 101-jarige herdenking van de massaslachting, die bekend staat als Armeense genocide maar waarbij naast de naar schatting 1,5 miljoen Armeense ook 750.000 Aramese burgers van het toenmalige Ottomaanse Rijk zijn omgekomen.

Wat houdt de Genocide in?
Het begrip genocide is tamelijk nieuw (71 jaar oud), maar het verschijnsel bestaat al veel langer en werd in het industriële tijdperk ook benoemd. Zo sprak Babeuf in 1794 al over het “exterminating wheel” (het doorgaande uitmoorden; het vernietigen van mensen om het vernieten); Hegel sprak in 1821 over “fanaticism of destruction” en August von Platen in 1831 over “Volksmurder”. Raphaël Lemkin zou uiteindelijk in 1943 het begrip “genocide” introduceren in het boek “Axis Rule in Occupied Europe” waarbij opmerkelijk is dat omvang van de vernietiging door de Asmogendheden in de tijd dat hij dit boek schreef nog nauwelijks bekend was buiten het door hen bezette Europa.

Ook het verschijnsel zelf was al eerder in de 20ste eeuw bekend. Onder de naam “Herero” werden in opdracht van het koloniaal bestuur in de Duitse kolonies in 1908/9 dodenlijsten afgewerkt waarbij de namen opmerkelijk genoeg in rode inkt waren geschreven. In Oekraïne vond in de jaren ’30 de Holodomoer plaats waarbij de Sovjets moedwillig een groot deel van de Oekraïense bevolking de hongerdood liet sterven in wat tot die tijd de graanschuur van Europa was. En er was de Armeense genocide die van 1915 tot 1919 plaatsvond en een duidelijk voorbeeld was van een systematische moord op mensen, niet om wat ze doen, maar om wat ze zijn. Een moord waarbij het volledige staatsapparaat werd ingezet met leger, administraties, spoorwegen etc. In 1919 was de vernietiging van het Armeense volksdeel in het oosten van het Ottomaanse Rijk vrijwel volledig, alleen in het midden van het land waren nog overlevenden te vinden.

Het Genocide-verdrag van de Verenigde Naties uit 1948 gaat grotendeels op de definitie van Lemkin terug en het betreffende artikel II luidt als volgt:

In dit verdrag wordt onder genocide verstaan een van de volgende handelingen, gepleegd met het opzet om een nationale, etnische of godsdienstige groep, dan wel een groep, behorende tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk als zodanig te vernietigen:(a) het doden van leden van de groep;(b) het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep;(c) het opzettelijk aan de groep opleggen van levensvoorwaarden die gericht zijn op haar gehele of gedeeltelijke lichamelijke vernietiging;(d) het nemen van maatregelen, bedoeld om geboorten binnen de groep te voorkomen;(e) het gewelddadig overbrengen van kinderen van de groep naar een andere groep.

Wat hierbij opvalt is dat Lemkin en daarmee ook de VN zich in deze definitie niet lieten leiden door de Holocaust, zoals vaak wordt beweerd, maar door de Armeense genodice. De punten (d) en (e) – gedwongen geboortebeperking en gedwongen adoptie – vonden namelijk niet plaats tijdens de Holocaust maar wel tijdens de Armeense Genocide.

De kritiek dat de definitie enkel op de Holocaust zou zijn gebaseerd snijdt dus geen hout, maar er zijn wel andere problemen met de definitie. Zo is lastig vast te stellen of er daadwerkelijk opzet in het spel is en is het lijstje criteria – nationaal, etnisch, raciaal of religieus – te beperkt. Eigenlijk is het probleem dat de definitie te statisch is – te zeer gericht op een bepaalde situatie of gebeurtenis – en processen als een culturele en politieke dynamiek, maar ook de motivaties en de oorzaken, niet meeneemt.

Over deze dynamiek, het genocidaal proces, is ook heel veel geschreven, waarbij je enerzijds, met sociologen en politicologen top-down kunt kijken waarom staten en samenlevingen een genocide in gang zetten en anderzijds, met antropologen en sociaal-psychologen bottom-up waarom mensen hier aan deelnemen of zich ertoe laten lenen. Als het om de eerste benadering gaat is de theorie van Melson van belang die laat zien dat genocide de uitkomst is van een politiek proces en meeste wordt bespoedigd door een politieke crisis. Zo vonden in het Ottomaanse Rijk in 1908 en 1913 twee revoluties plaats die wel gezien worden als de startpunten van de Armeense Genocide. Bij de tweede benadering zijn sociaal-psychologische experimenten heel belangrijk die laten zien dat heel normale mensen onder bepaalde omstandigheden tot de meest extreme dingen in staat zijn.

Onder Pol Pot in Cambodja zijn 1.700.000 Cambodjanen omgekomen. Er wordt wel gezegd dat die politieke tegenstanders waren, maar dan behoorde daar kennelijk de hele Vietnamese minderheid in Cambodja bij die volledig is uitgemoord en ook alle Cambodjaanse Chinezen; alle stedelingen en alle brildrager (de laatste groep vanwege hun gelijkenis met Franse intellectuelen). De Cambodjaanse Genocide had dus wel degelijk ook etnische en raciale aspecten. Dat blijkt ook uit het feit dat ook kinderen werden vermoord. Dat heeft niets met politieke oppositie te maken maar met etnische en raciale identiteit.

De Rwandese Genocide was de snelste. In 100 dagen moorden de Hutu’s 500.000 tot 1.000.000 Tutsi’s en Twa (de laatste groep wordt nooit genoemd, maar heeft nog zwaarder geleden dan de Tutsi’s). Als je dat omrekent kom je op 1 dode per 2 minuten. En dat zonder industriële infrastructuur met gaskamers e.d.

In Bosnië-Hercegovina zijn 100.000 tot 150.000 doden gevallen. Daar deed enerzijds het concentratiekamp weer zijn intrede, maar ook de driejaarlange “belegering” van Sarajevo was in feite een genocidaal proces waarbij het niet om de inname van de stad ging maar om het doden van de bevolking.

Door onderzoekers van de genocide als proces wordt meer en meer benadrukt dat het niet aan maar om het doden van mensen gaat, of van een bevolkingsgroep maar om de vernietiging van een daarbij behorende cultuur. Dat verklaart ook waarom bij diverse genocides niet alleen de mensen doelwit zijn, maar ook dragers van de culturele identiteit van deze mensen, zoals hun religieuze gebouwen (synagogen, kerken en moskeeën), uiterlijke kenmerken van mensen, hun taal en hun namen. In het Turkije van na de genocide zie je dat andere talen dan het Turks niet getolereerd wordt, dat leden van minderheidsgroepen, inclusief de overlevenden van de genocide, Turkse namen moeten aannemen en dat alles wat “niet Turks” is (dus bijvoorbeeld kerken) niet gerestaureerd mag worden.

De Nederlandse genocide-onderzoeker Zwaan heeft in 2001 zes stappen in het genocidaal proces onderscheiden:

– identificatie van de betreffende groep
– segregatie en isolatie
– ontnemen van eigendommen
– concentratie
– destructie
– “vergeten”

En de Amerikaanse onderzoeker Stanton onderscheidt in 2013 zelfs tien fasen:

– Classificatie
– Symbolisatie
– Discriminatie
– Ontmenselijking
– Organisatie
– Polarisatie
– Voorbereiding
– Vervolging
– Vernietiging
– Ontkenning

Maar dan blijft de vraag waarom het gebeurt. In zijn boek “The Roots of Evil: The Origins of Genocide and Other Group Violence” geeft Ervin Staub de volgende verklaring:

“All human beings strive for a coherent and positive self-concept, a self-definition that provides continuity and guides one’s life. Difficult conditions threaten the self-concept as people cannot care for themselves and their families or control the circumstances of their lives.”

Oftewel: genocides vinden vaak plaats vanuit een minderwaardigheidscomplex van de daders. In de zoektocht naar een eigen identiteit ontneemt je de ander datgene waarin je jezelf minder acht. En het proces is dan een “continuum of destruction”, vergelijkbaar met pestgedrag waarbij je ook steeds een heel klein stapje verder gaat waar steeds niemand tegen protesteert omdat ze namelijk al aan het voorgaande stapje gewend waren geraakt.

Je krijgt hiermee een culturele uiting van geweld, dat langs de volgende acht stappen verloopt:

– stigmatisering
– vernietiging van civiele identiteit
– vernietiging van economische identiteit
– vernietiging van identiteitsindicatoren (social death)
– ontnemen recht van nageslacht
– vernietiging van gender identiteit
– vernietiging van menselijke identiteit
– vernietiging van geschiedenis / recht om te herinneren

Genocide is al met al dus veel meer een dynamisch proces dan een statisch iets, zoals vastgelegd in het genocide-verdrag van de genocide. Maar ook de VN is tot dat inzicht gekomen en zij spreekt inmiddels van de “Responsibility to Protect” in plaats van van de “prevention of genocide”. Met name in Veiligheidsraadssresoluties 1674 en2170 staan zeer behartigenswaardige dingen over de bescherming van minderheden.

“The one who does not remember history is bound to live through again” (degene die de geschiedenis niet herdenkt zal deze nog eens moeten beleven).

ABM schrijft aan de Vaste Kamercommissie BuZa: Bommen op Syrië heeft geen zin!

dont bom syriaEnschede – 8 februari 2016

Aan de leden van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken

Betreft: aanvullende artikel-100-brief Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS

Geachte leden van de Vaste Kamercommissie Buitenlandse Zaken,

Sinds het besluit van de Nederlandse regering in september 2014 om deel te nemen aan de luchtaanvullen om ISIS te bestrijden – en overigens ook in de jaren daarvoor – heeft de Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM) u in meerdere brieven, e-mails en ontmoetingen gewezen op de zeer beperkte effectiviteit van dit ogenschijnlijk machtige wapen. De luchtaanvallen stoppen de aanvoer van steeds weer nieuwe wapens, rekruten en financiële middelen naar het door ISIS beheerste en geterroriseerde gebied namelijk niet en beschermen de in dit gebied of aan de frontlinie levende burgerbevolking op geen enkele wijze tegen de terreur van ISIS die zich met name richt tegen de aanhangers van religieuze minderheden in Irak en Syrië zoals jezidi’s en christenen. Ook dit laatste weigert de regering in woord en daad te erkennen.

We komen op deze kritiekpunten terug bij de bespreking van een aantal onderwerpen die ons in de aanvullende artikel-100-brief opvielen.

  1. Op pagina 1 spreekt de regering haar afschuw uit over de vernietiging door ISIS van het 1400 jaar oude St.Eliyah-kooster. Het is echter slechts één van de vele onderdelen van het Aramees erfgoed in Syrië en Irak die door ISIS is vernietigd of bedreigd wordt. Hiertoe behoren talloze kerken en kloosters, onder andere in Mosul, maar ook de in centraal Syrië gelegen tempelstad Palmyra die een groot aantal maanden na de start van de bombardementen van de anti-ISIS-coalitie door ISIS is ingenomen. Is de politieke inzet om de Syrische regering van Assad op geen enkele manier te laten profiteren van de luchtacties van de coalitie belangrijker dan het behoud van dit (Aramese) werelderfgoed? Vragen hierover misten we in de schriftelijke feitelijke vragenronde.
  1. Op diezelfde pagina wordt gesproken over de burgerslachtoffers die in de strijd tussen ISIS, Iraakse en Koerdische milities worden gemaakt. In tweetal recente brieven hebben over geweldsincidenten in de Syrische grensstad Qamishli hebben we u erop gewezen dat het hier helaas niet altijd om burgers gaat die helaas op de verkeerde plaats en op het verkeerde tijdstip in de vuurlinie kwamen, maar ook om gerichte acties tegen burgers van en andere etniciteit of religieuze achtergrond. Het Amnesty-rapport dat de regering zelf aanhaalt in de antwoorden op de schriftelijke vragen 235 en 236 bevestigt dat dit type geweld door Koerdische milities tegen de Arabische burgerbevolking in Irak wordt ingezet en als ABM hebben we goede gronden te geloven dat het geweld in Qamishli doelgericht tegen Aramese burgers wordt gepleegd. Bij de steun aan Koerdische milities zou de Nederlandse regering het afzien van dergelijke gewelddaden als criterium moeten laten gelden.
  1. Op de overgang van de eerste naar de tweede pagina benadrukt de regering het belang om de doorvoer van wapens, geld, voertuigen en strijders vanuit Syrië naar Irak te stoppen. Dit stoppen is zelfs de centrale doelstelling van de in de brief genoemde uitbreiding van het militaire operatiegebied. De via Syrië doorgevoerde wapens, voertuigen, strijders en financiële middelen vinden echter (voor het overgrote deel) niet hun oorsprong in Syrië zelf, maar komen van elders en in hoofdzaak over de grens tussen Syrië en Turkije. In een rapport dat we vóór de zomer van 2014 aan uw Kamer hebben aangeboden over de Turkse betrokkenheid bij de wandaden in Syrië hebben we dit uitgebreid gedocumenteerd en uw Kamer heeft er sindsdien ook regelmatig vragen over gesteld aan de regering. Maar zelfs in de beantwoording van de schriftelijke vragen blijft de regering ontkennen dat de Turks-Syrische grens een probleem is en herhaalt ze zonder enige kritiek de bewering van de Turkse regering er alles aan te doen om de doorvoer van strijders, wapens en voertuigen naar ISIS en andere jihadistische strijdgroepen in Syrië te stoppen. Een interessante vraag zou zijn via welke andere route de strijders, wapens en voortuigen op de door onze F16’s te bombarderen doorvoerroutes volgens de Nederlandse regering Syrië binnen komen. En mocht de Turkse regering in gebreke blijven om deze doorvoer te stoppen, geld het volkenrechtelijk mandaat om Oost-Syrië te bombarderen dan ook voor de Turkse regio langs de grens met Syrië?
  1. Halverwege pagina 2 wordt gesproken over de opvang van ontheemden in de Koerdische Autonome Regio (KAR). Op pagina 8 stelt de regering dat vluchtelingen uit de “soennitische” (maar ook door veel Aramese christenen bewoonde) provincie Ninewa momenteel moeilijk toegang verkrijgen tot de KAR. Ons bleek al eerder – in het voorjaar 2014 hebben we dat ook gewisseld met toenmalig staatssecretaris Teeven – dat niet-Koerdische vluchtelingen in de KAR duidelijk als tweederangs vluchteling werden behandeld en dus minder toegang tot bepaalde faciliteiten hadden dan Koerdische vluchtelingen. Dit lijkt ons een relevant punt om bij de Koerdische autoriteiten in de KAR aan de orde te stellen.
  1. Bovenaan pagina 3 wordt, op basis van VN Veiligheidsraadsresolutie 2254, gesproken over “safe havens” voor ISIS die uitgeschakeld moeten worden. Dit is bij ons weten de eerste keer dat de term “safe haven” door de VN wordt gebruikt om uit te schakelen schuilplaatsen van terroristen mee aan te duiden, in plaats van te beschermen toevluchtsoorden voor de door die terroristen of anderen belaagde burgerbevolking. Een saillant teken dat de bescherming van de burgerbevolking kennelijk niet op de eerste plaats (meer) staat in de strijd tegen ISIS. Met anderen maken we ons grote zorgen over deze kennelijke verschuiving van de focus en zelfs van de betekenis van bepaalde termen.
  1. Bovenaan pagina 5 wordt gesproken over de Nederlandse steun aan de Syrische oppositie en Syrische vrouwenorganisaties om deel te (kunnen) nemen aan of in ieder geval gehoord te worden bij de vredesonderhandelingen. Aan de vooravond van het vorige onderhandelingsinitiatief, in januari 2014, heeft ABM o.a. bij de Nederlandse regering aangedrongen op een soortgelijke steun aan vertegenwoordigers van etnische en religieuze minderheden, in het bijzonder die van de verschillende Syrische kerken omdat ook hun stem gehoord moet worden bij de discussie over de toekomstige inrichting van Syrië wil de christelijke kerk die daar begonnen is überhaupt nog overlevingskansen hebben in haar bakermat. Het deed ons goed te zien dat de Kamer daar in de schriftelijke ronde ook om heeft gevraagd, maar het antwoord van de regering is ronduit teleurstellend. Ze put zich uit in vaagheden omdat het met naam en toenaam benoemen van organisaties die zij ondersteunt hun veiligheid in gevaar zou brengen, terwijl de gesteunde vrouwenorganisaties in het antwoord op vraag 87 met naam en toenaam wordt genoemd. We roepen uw Kamer op om geen genoegen te nemen met dit vage antwoord van de regering en duidelijk te maken dàt zij zich er sterk voor maakt dat de (kleinere) etnische en religieuze bevolkingsgroepen ook als zodanig aan de onderhandelingstafel zitten en niet slechts via leden in de delegaties van de Syrische regering of de Syrische oppositie die toevallig de betreffende etnische of religieuze achtergrond hebben. Deze vertegenwoordigen namelijk niet het belang van hun etnische of religieze bevolkingsgroep maar de politiek inzet van de Syrische regering of Syrische oppositie.
  1. Bij het bedrag van 10 miljoen euro dat op pagina 5 genoemd wordt en dat bestemd is voor de “gematigde gewapende Syrische oppositie” heeft uw Kamer ook de nodige vragen gesteld. De antwoorden van de regering op deze vragen (om welke groepen het gaat en of uitgesloten kan worden dat deze hulp niet op indirecte wijze bij jihadistische groepen of zelfs bij ISIS terecht komt) vinden wij weinig overtuigend. Ook hier wil de regering om veiligheidsredenen erg weinig blootgeven over de identiteit van de genoemde groepen, maar naar onze vaste overtuiging dient het parlement gewoon te weten voor wie zo’n omvangrijk bedrag bedoeld is.
  1. Bovenaan pagina 6 schrijft de regering over extra middelen voor de vluchtelingenopvang in Turkije, Libanon en Jordanië. Ons ontgaat de reden waarom de vluchtelingenopvang in Irak hier niet wordt genoemd. Juist vanuit Oost-Syrië, waar Nederland zal gaan bombarderen, zal de burgerbevolking vooral naar Irak vluchten. Zeker als Turkije de grens met Syrië wel hermetisch weet af te sluiten voor vluchtelingen. Verder komen we nog even terug op wat we bij punt 4 over vluchtelingen in de KAR hebben gemeld: hier zou Nederland juist met extra financiële middelen ook kunnen zorgen voor een verbetering van het lot van de niet-Koerdische vluchtelingen in de KAR.
  1. Onderaan pagina 11 erkent de regering dat ook de Syrische regering tegen ISIS vecht, maar noemt het betreffende front (bij het eerder genoemde Palmyra) van minder belang. Ook hier wordt in onze ogen weer louter militair-strategisch gekeken en heeft de regering geen oog voor de Syrische bevolking in dit gebied. Afgelopen najaar hebben we bijvoorbeeld de aandacht voor uw Kamer gevraagd voor de christelijke Aramese bevolking van de iets ten oosten van Homs gelegen stad Qarantain die door ISIS onder de voet werd gelopen en waar een groot aantal Aramese christelijke burgers door ISIS werd ontvoerd. Tot ons leedwezen werd door de internationale anti-ISIS-coalitie niets ondernomen om dit ISIS-offensief te staken. In de beantwoording van vraag 44 erkent de regering ook dat ISIS in Centraal Syrië gebied heeft weten te veroveren. Precies waar deze “van minder belang” geachte frontlijn met de Syrische regering van Assad loopt. Waar ISIS Assad bevecht, mag ze kennelijk haar gang gaan, ook al gaat dat ten koste van de christelijke bevolking en de Aramese cultuur.
  1. 10. Op pagina 15 wordt dat ook duidelijk gesteld: “Door inzet te concentreren op de grensoverschrijdende aanvoerlijnen vanuit Oost-Syrië naar Irak, kan worden vermeden dat Assad hiervan direct profiteert.” even verderop gevolgd door “Er zullen geen militaire acties worden uitgevoerd als er aanwijzingen zijn dat deze ten goede komen van het Assad-regime. Dit geldt in het bijzonder voor de provinciehoofdsteden van Al Hasakah en Deir-al-Zor, waar het regime nog enige militaire controle uitoefent.” Hieruit moeten we concluderen dat de bescherming van de (Aramese, christelijke) burgerbevolking ondergeschikt is aan de politiek om vooral Assad niet te helpen. Wij vinden dit zeer kwalijk en hebben u afgelopen zomer al opgeroepen hierin een andere koers te varen.

Uit de bovengenoemde punten blijkt echter dat de Nederlandse regering geen oog lijkt te (willen) hebben voor het lot van de Aramese christenen in Syrië en Irak die op het punt staan om voor het eerst in hun 2000 jaar oude geschiedenis in deze regio – die ware teisteringen als de Mongoolse invallen of de genocide van 1915 heeft doorgemaakt – juist in onze tijd uit deze regio te verdwijnen. Deze ontkenning van het bijzondere lot van de Aramese christenen blijkt expliciet uit het antwoord van de regering op vraag 27. Gevraagd naar haar oordeel over de uitspraak van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa, die vorige week overigens werd overgenomen door een grote meerderheid van het Europees Parlement, dat ISIS zich schuldig maakt aan genocide, stelt de regering dat zij ISIS op systematische wijze grove mensenrechtenschendingen pleegt maar niet kan vaststellen of hier sprake is van genocide.

Een formulering die niet alleen ontkent wat er op dit moment in Syrië en Irak gaande is, maar die ons, als nazaten van de overlevenden van de Armeense Genocide en Aramese Sayfo van ruim honderd jaar geleden, ook weer pijnlijk herinnert aan het feit dat de Nederlandse regering ook vorig jaar, aan de vooravond van de honderdjarige herdenking van deze systematische en geplande volkerenmoord die ook het totaal uitwissen van het cultureel erfgoed omvatte, niet wilde erkennen dat het honderd jaar geleden om een genocide ging.

Als Aramese Beweging voor Mensenrechten kunnen we helaas maar weinig vertrouwen hebben in een militaire campagne waarbij de aanvoerlijnen naar ISIS en andere jihadistische groepen in Syrië buiten schot blijven en de bescherming van de burgerbevolking (en met name die van de kleinere minderheden die zichzelf niet met eigen milities kunnen beschermen) geen enkele rol blijkt te spelen.

Met vriendelijke groet,

Namens de Aramese Beweging voor Mensenrechten,

 

Aziz Beth Aho – voorzitter ABM

c.c.      De minister van Buitenlandse Zaken

Persbericht (28-1-2016) Aanval op Syrisch Orthodoxe kerk en laatste Arameeërs in Diyarbakir

                                                              PERSBERICHT

Aanval op Syrisch Orthodoxe kerk en laatste Arameeërs in Diyarbakir – Na Irak en Syrië nu ook doelgerichte aanvallen op kerken in Turkije

Diyarbakir kerkEnschede, 28 januari 2016 – Juist op de dag waarop de Nederlandse politiek spreekt over het onzalige voorstel om in Nederland aangekomen vluchtelingen naar Turkije terug te sturen, maakt een aanval op de laatst overgebleven Syrisch Orthodoxe kerk van de miljoenenstad Diyarbakir in het zuidoosten van Turkije en het oude stamgebied van het Aramese volk duidelijk dat deze regio voor hen uitermate onveilig is.

Via de World Council of Arameans (WCA) ontving de Aramese Beweging voor Mensenrechten vanavond het alarmerende bericht van de laatste overgebleven Arameeërs in de oude stadswijk Sur van Diyarbakir dat hun unieke erfgoed groot gevaar wordt volledig verwoest te worden. Het gaat om de volledig in puin gelegde wijk rondom de eeuwenoude Syrisch-Orthodoxe Mariakerk die hoogstwaarschijnlijk zelf ook beschadigd is.

De Syrisch-Orthodoxe priester Yusuf Akbulut en zijn vrouw waren de laatste Aramese familie die in deze wijk woonden en konden de verwoesting en het geweld maar ternauwernood ontvluchten. Tot het laatste moment wilden ze bij de kerk blijven die ze zo lang en trouw gediend hadden en mijn pijn in hun hart hebben ze afscheid moeten nemen. “We hebben weinig hoop meer dat er nog een toekomst voor ons, Aramese christenen, in dit land van onze voorouders is,” aldus priester Yusuf Akbulut.

De oude stadswijk Sur is, net als andere delen van Diyarbakir, het strijdtoneel geworden van een ware oorlog tussen het Turkse regeringsleger en de Koerdische PKK. Volgens een telefoongesprek van ABM met Yuhanun Aktas, voorzitter van de Unie van Aramese verenigingen in het nabij Diyarbakir gelegen Mardin heeft het Tukse leger het gebied rond de Mariakerk op woensdag 27 januari jl. tot verboden gebied verklaard terwijl Koerdische opstandelingen barricades rond de kerk bouwden om weerstand te bieden aan de bombardementen van het Turkse leger.

De priester van Mariakerk, Yusuf Akbulut, werd in 2000 door de Turkse overheid beschuldigd van landverraad omdat hij naar buiten bracht dat ten tijde van de Armeense Genocide ook een genocide op de Arameeërs werd gepleegd. Hij heeft diverse rechtszaken achter de rug en ABM heeft zijn situatie toen onder de aandacht van het Nederlandse en Europese parlement gebracht.

Mede op verzoek van de voorzitter van de Unie van Aramese verenigingen in Mardin, Yuhanna Aktas, heeft het HDP parlementslid Mehmet Ali Aslan vragen gesteld in het Turkse parlement.

Volgens de voorzitter is dit niet de eerste keer dat de Turkse overheid de nog overgebleven Aramese erfgoed probeert te vernietigen. Reeds eerder, begin november 2015 heeft de Turkse leger ook de historische Mor Yakup kerk in Nusaybin met zwaar geschut beschadigd. Ook toen zijn er Kamervragen gesteld en is de overheid beschuldigd van systematische verdrijving van de Arameeërs en vernietiging van hun cultureel erfgoed.

ABM deelt de mening van de HDP parlementariërs Mehmet Ali Aslan en de voorzitter van de Unie van Aramese Verenigingen in Mardin, Yuhanna Aktas, dat Turkije de strijd tegen de Koerden niet als excuus mag gebruiken om de overgebleven Aramese christenen uit Turkije weg te jagen en hun culturele erfgoed te vernietigen.

In het verleden heeft de decennialange strijd tussen het Turkse regeringsleger en de Koerdische PKK in het zuidoosten van Turkije tienduizenden Arameeërs van wie de voorouders de genocide van 1915 hadden overleefd alsnog uit hun oorspronkelijke woongebied aan de bovenloop van de Eufraat en Tigris verjaagd en naar Europa en andere werelddelen verdreven. Het is slecht nieuws voor hen, dat juist nu de oorlog in het zuidoosten van Turkije weer oplaait, Europa haar grenzen dicht wil gooien en reeds in Europa aangekomen vluchtelingen terug wil sturen naar Turkije.

Meer informatie over:

 Yusuf Akbulut en het genoemde proces: https://nl.wikipedia.org/wiki/Yusuf_Akbulut

 HDP-vragen over Nusaybin: http://www.amedtoday.org/haber/5843/burclar/aslan.html

 de bevindingen van de WCA: http://wca-ngo.org/wca-news/press-releases/551-syriacorthodox-church-under-attack-in-diyarbakir,-southeast-turkey