Den Haag 14-4-2014: Op maandagmiddag 14 april 2014 sprak een delegatie van de Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM) met staatssecretaris Fred Teeven over de veiligheidssituatie van Aramese christenen in Irak. Dit gesprek vond plaats op verzoek van de staatssecretaris naar aanleiding van een Kamerdebat dat hij op 30 januari jl. had over het toelatingsbeleid van de Nederlandse regering inzake Iraakse vluchtelingen en dan met name vluchtelingen die behoren tot de etnische en religieuze minderheden in dit land. ChristenUnie-woordvoerder Joël Voordewind riep de staatssecretaris op om de bevindingen van het Ambtsbericht te bespreken met ABM. Later dit jaar zal ook nog een gesprek gevoerd worden met een vertegenwoordiging van de Koerdische Autonome Regio in Irak.
Bij het gesprek, waaraan van de zijde van ABM werd deelgenomen door de bestuursleden Aziz Beth Aho, Sabo Kara en Jan Schaake en Mattie Korkes Azeez, die tot enkele jaren geleden als journalist voor Associated Press in Irak werkzaam was en in 2010 naar Nederland heeft moeten vluchten, bleek dat Teeven goed kennis had genomen van de jaarlijkse Mensenrechtenrapportage die ABM hem vooraf had toegestuurd. De staatssecretaris meldde dat hij Irak zelf meermalen heeft bezocht, maar toch konden we hem nog een aantal nieuwe ontwikkelingen melden die duidelijk tot een verslechtering van de burgerbevolking van Irak in het algemeen en van de christelijke minderheid in Irak in het bijzonder hebben geleid. Zo konden we de staatssecretaris informeren over het feit dat de jihadistische strijdgroep voor een Islamitische Staat voor Irak en Syrië (ISIS) niet alleen in Falluja actief is maar feitelijk het hele westen van Irak beheerst inclusief de stad Mosul en omgeving waar juist de afgelopen jaren veel Iraakse christenen naar toe zijn gevlucht. Ook in Bagdad en Basra heeft de christelijke minderheid zwaar te leiden onder de diverse gevechten die tussen soennieten en sji’ieten plaatsvinden en onlangs weer zijn verhevigd in de aanloop op de komende parlementsverkiezingen.
In de Koerdische Autonome Regio (KAR) in het noorden van Irak is het relatief veilig, hoewel met name in de stad Kirkuk christenen eveneens een speelbal zijn geworden in het gevecht om de macht over deze stad. De vele christenen die de afgelopen jaren uit de rest van Irak naar de KAR zijn gevlucht, zijn daar een stuk veiliger dan in de rest van Irak maar worden in de KAR als tweederangsburgers behandeld. Zij beheersen de Koerdische taal niet en kunnen het Arabisch dat zij in de andere Iraakse regio’s spraken daar niet gebruiken. Bovendien worden zij nu uit de tijdelijke en tweederangs baantjes die zij in de KAR konden krijgen verdreven door de talloze Koerdische vluchtelingen die vanuit het noordoosten van Syrië naar de KAR vluchten. Tenslotte zijn er ook in de KAR verschillende fundamentalistische islamitische organisaties actief die in deze regio een islamitisch bestuur willen vestigen. Dit heeft de afgelopen tijd al tot een aantal incidenten tegen de in hun ogen “ongelovige” christenen geleid. Ook hiervan kon ABM een aantal voorbeelden geven, waarbij tevens aangegeven kon worden dat ABM hier regelmatig de Tweede Kamer over heeft geïnformeerd.